Einde inhoudsopgave
Provinciewet
Artikel 79d [Non-activiteit]
Geldend
Geldend vanaf 12-03-2003
- Bronpublicatie:
16-01-2003, Stb. 2003, 17 (uitgifte: 17-01-2003, kamerstukken: 28384)
- Inwerkingtreding
12-03-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-2003, Stb. 2003, 18 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
Overheidsfinanciën / Provinciebeleid
1.
Provinciale staten stellen een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:
- a.
hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
- b.
hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- c.
hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
2.
Provinciale staten kunnen een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 79c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.
3.
Provinciale staten beëindigen de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kunnen provinciale staten de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.