Einde inhoudsopgave
Besluit fiscale eenheid 2003
Artikel 18 Juridische fusie van dochtermaatschappij binnen fiscale eenheid
Geldend
Geldend vanaf 22-02-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
Voor het eerst van toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2019. De wijzigingsopdracht betreffende lid 10 (nieuw) komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-02-2019, terugwerkend tot: 01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fusie en splitsing
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
1.
Indien bij een fusie als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet een tot een fiscale eenheid behorende dochtermaatschappij ophoudt te bestaan, de verkrijgende rechtspersoon deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid en al hetgeen in het kader van de fusie is verkregen tot het vermogen van die fiscale eenheid gaat behoren, wordt op verzoek van de moedermaatschappij de fiscale eenheid ten aanzien van de verdwijnende dochtermaatschappij geacht niet te zijn verbroken en vinden vanaf het tijdstip van fusie de hierna weergegeven bijzondere regelingen toepassing.
2.
Het in aanmerking nemen van voorvoegingsrenten als bedoeld in artikel 15aha van de wet van de verdwijnende dochtermaatschappij bij het bepalen van de winst van de fiscale eenheid vindt plaats alsof er geen fusie heeft plaatsgevonden.
3.
De verrekening als bedoeld in artikel 15ae van de wet van voorvoegingsverliezen van de verdwijnende dochtermaatschappij met de belastbare winst van de fiscale eenheid en de verrekening van een verlies van de fiscale eenheid met de voor het voegingstijdstip van de verdwijnende dochtermaatschappij genoten belastbare winst van die dochtermaatschappij, vindt plaats alsof er geen fusie heeft plaatsgevonden.
4.
Bij ontvoeging van de verkrijgende rechtspersoon kunnen voorvoegingsrenten en voorvoegingsverliezen van de verdwenen dochtermaatschappij en de voortgewentelde saldi aan renten en fiscale eenheidsverliezen welke toerekenbaar zijn aan de verdwenen dochtermaatschappij op verzoek van de verkrijgende rechtspersoon en onder nader door de inspecteur te stellen voorwaarden worden meegegeven met de verkrijgende rechtspersoon voor zover deze de activiteiten van de verdwenen dochtermaatschappij heeft voortgezet. De in de eerste volzin bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van belasting welke verschuldigd zou zijn of zou worden indien geen ontvoeging van de verkrijgende rechtspersoon had plaatsgevonden.
5.
De verkrijgende rechtspersoon treedt met betrekking tot al hetgeen in het kader van de fusie is verkregen in de plaats van een verdwijnende dochtermaatschappij.
6.
Voor de toepassing van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, vindt de overbrenging van vanwege een andere Mogendheid geheven belasting van de verdwenen dochtermaatschappij van voor het tijdstip van fusie, plaats alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden
7.
De overbrenging van deelnemingsverrekening of verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten van de verdwenen dochtermaatschappij van voor het tijdstip van fusie, vindt plaats alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden.
8.
Aftrekbeperkingen uit hoofde van artikel 15ab, tweede lid, van de wet of artikel 7b blijven doorlopen alsof de fusie niet heeft plaatsgevonden.
9.
Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt gedaan uiterlijk bij de aangifte over het boekjaar waarin de fusie heeft plaatsgevonden.
10.
Met betrekking tot een verzoek als bedoeld in het vierde lid zijn de artikelen 15af, derde lid, en 15ahb, vierde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.