Einde inhoudsopgave
Besluit fiscale eenheid 2003
Artikel 18a Aansluitende fiscale eenheid na juridische fusie of splitsing
Geldend
Geldend vanaf 23-02-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
21-12-2016, Stb. 2016, 549 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-02-2017, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2016, Stb. 2016, 549 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fusie en splitsing
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
1.
Indien binnen drie maanden na het verlijden van de akte van fusie of splitsing wordt verzocht om een fiscale eenheid met ingang van de aanvang van het boekjaar waarin de fusie of splitsing heeft plaatsgevonden, wordt het verzoek voor de toepassing van artikel 15, negende lid, van de wet geacht te zijn gedaan binnen drie maanden na de aanvang van dat boekjaar, mits van de fiscale eenheid de volgende maatschappijen deel uitmaken:
- a.
twee of meer belastingplichtigen waarin de verdwijnende onderscheidenlijk splitsende rechtspersoon een onmiddellijk of middellijk aandelenbezit heeft dat bij de fusie onderscheidenlijk splitsing is overgegaan naar de verkrijgende rechtspersoon, onderscheidenlijk één van de verkrijgende rechtspersonen, of
- b.
de verkrijgende rechtspersoon en een belastingplichtige waarin de verdwijnende onderscheidenlijk splitsende rechtspersoon een onmiddellijk of middellijk aandelenbezit heeft dat bij de fusie onderscheidenlijk splitsing is overgegaan naar de verkrijgende rechtspersoon.
2.
Het eerste lid is slechts van toepassing indien de verdwijnende of splitsende rechtspersoon en de belastingplichtigen, bedoeld in onderdeel a van dat lid, of de belastingplichtige, bedoeld in onderdeel b van dat lid, bij de aanvang van het boekjaar, bedoeld in dat lid, deel uitmaakten van dezelfde fiscale eenheid en het ontvoegingstijdstip met betrekking tot die fiscale eenheid met toepassing van artikel 14, derde lid, wordt gesteld op de aanvang van dat boekjaar.
3.
Voor de toepassing van artikel 15, eerste, tweede en derde lid, van de wet wordt vanaf de aanvang van het boekjaar waarin een juridische fusie of splitsing plaatsvindt een onmiddellijk of middellijk bezit van de verdwijnende, onderscheidenlijk splitsende, rechtspersoon van aandelen in een andere belastingplichtige aangemerkt als bezit van de verkrijgende rechtspersoon die door de juridische fusie, onderscheidenlijk splitsing, het onmiddellijke of middellijke bezit van de desbetreffende aandelen heeft verkregen.
4.
Het derde lid is slechts van toepassing indien:
- a.
bij de aanvang van het in het derde lid bedoelde boekjaar de verdwijnende onderscheidenlijk splitsende rechtspersoon en de in dat lid bedoelde andere belastingplichtige deel uitmaakten van dezelfde fiscale eenheid en het ontvoegingstijdstip met betrekking tot die fiscale eenheid met toepassing van artikel 14, derde lid, wordt gesteld op de aanvang van dat boekjaar;
- b.
de verkrijgende rechtspersoon bij de aanvang van dat boekjaar een bestaand lichaam is;
- c.
de verkrijgende rechtspersoon en de lichamen die met hem deel uitmaken of kunnen uitmaken van een fiscale eenheid op het tijdstip direct voorafgaande aan de fusie of splitsing geen onmiddellijk of middellijk bezit van aandelen in het nominaal gestorte kapitaal in de andere belastingplichtige, bedoeld in het derde lid, hadden, of gezamenlijk een onmiddellijk of middellijk bezit van minder dan 5% van die aandelen hadden.