Einde inhoudsopgave
Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Artikel 15aha
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing m.b.t. boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2020.
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 505 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35028)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 505 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35028)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
1.
Voor de toepassing van artikel 15b, vijfde lid, komen de voor het voegingstijdstip van een maatschappij ontstane saldi aan renten die zijn voortgewenteld naar het volgende jaar (voorvoegingsrenten) in aftrek bij het bepalen van de winst van de fiscale eenheid van een jaar voor zover:
- a.
bij de fiscale eenheid in dat jaar ruimte bestaat voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten; en
- b.
die maatschappij aannemelijk maakt dat er bij haar in dat jaar ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten zou bestaan, indien zij geen deel zou uitmaken van de fiscale eenheid.
2.
Indien een bestaande fiscale eenheid wordt uitgebreid of indien een bestaande fiscale eenheid wordt opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid, komen voorvoegingsrenten van die bestaande fiscale eenheid in aftrek bij het bepalen van de winst van de fiscale eenheid van een jaar voor zover:
- a.
bij de fiscale eenheid in dat jaar ruimte bestaat voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten; en
- b.
de maatschappijen die direct voorafgaande aan dat voegingstijdstip tot de bestaande fiscale eenheid behoorden aannemelijk maken dat er in dat jaar ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten zou bestaan, indien zij geen deel zouden uitmaken van de fiscale eenheid.
3.
Het eerste en tweede lid vinden geen toepassing voor zover de ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten ontstaat door rechtshandelingen die in overwegende mate zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorvoegingsrenten in aftrek te brengen. Rechtshandelingen worden geacht in overwegende mate te zijn gericht op het verruimen van de mogelijkheid om voorvoegingsrenten in aftrek te brengen indien de rechtshandeling niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen.
4.
Met betrekking tot het in aftrek brengen van voorvoegingsrenten, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in artikel 15ba voor de belastingplichtige gelezen: de maatschappij, onderscheidenlijk de bestaande fiscale eenheid die wordt uitgebreid, of de bestaande fiscale eenheid die wordt opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid.
5.
Voor de toepassing van artikel 15ba, tweede lid, worden de werkzaamheden die na het begin van het oudste jaar, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, binnen een fiscale eenheid van de ene maatschappij zijn overgedragen aan een andere maatschappij, gedurende het bestaan van de fiscale eenheid tussen die maatschappijen nog in aanmerking genomen bij de overdragende maatschappij.
6.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ruimte voor het in aftrek brengen van voortgewentelde saldi aan renten verstaan: het bedrag waarmee het hoogste van de bedragen, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, het saldo aan renten van het jaar overschrijdt.