Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Artikel 16 (vervangende hechtenis)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken: 35311)
22-02-2017, Stb. 2017, 82 jo Stb. 2019, 504 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
1.
Indien de geldelijke sanctie is opgelegd bij rechterlijke uitspraak waarbij tevens een tot vervangende hechtenis strekkende sanctie is opgelegd, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot tenuitvoerlegging van die vervangende hechtenis verlenen. De vordering wordt slechts ingesteld indien de veroordeelde niet aan de verplichting tot betaling van de geldelijke sanctie voldoet, volledig verhaal op grond van de artikelen 6:4:4 tot en met 6:4:6 van het Wetboek van Strafvordering op diens inkomsten of vermogen niet mogelijk is gebleken en de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat met de tenuitvoerlegging van die vervangende hechtenis heeft ingestemd.
2.
De vordering wordt ingesteld bij en behandeld door de raadkamer van de rechtbank Noord-Nederland.
3.
De officier van justitie roept de veroordeelde op voor de behandeling van de vordering. De behandeling vindt plaats in het openbaar.
4.
De vordering wordt niet toegewezen indien het feit waarvoor de sanctie is opgelegd, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn.
5.
Bij de beoordeling van de vordering houdt de raadkamer rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en het verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4 tot en met 6:4:6 van het Wetboek van Strafvordering is genomen.
6.
Bij toewijzing van de vordering bepaalt de raadkamer de duur van de vervangende hechtenis. Artikel 24c, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:4:7 van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing. De duur wordt niet hoger bepaald dan het maximum dat door de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat is aangegeven.
7.
De beslissing van de raadkamer wordt aan de veroordeelde betekend. De artikelen 6:1:6 en 6:1:15 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
8.
De tot vervangende hechtenis strekkende sanctie kan te allen tijde worden beëindigd door de officier van justitie. De hechtenis eindigt indien de veroordeelde alsnog volledig voldoet aan de verplichting tot betaling van de geldboete.
9.
Indien de vordering wordt toegewezen en de tot vervangende hechtenis strekkende sanctie ten uitvoer wordt gelegd, stelt Onze Minister de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.