Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 952/2013 vaststelling douanewetboek van de Unie
Artikel 34 Beheer van beschikkingen aangaande bindende inlichtingen
Geldend
Geldend vanaf 14-04-2019
- Bronpublicatie:
19-03-2019, PbEU 2019, L 83 (uitgifte: 25-03-2019, regelingnummer: 2019/474)
- Inwerkingtreding
14-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-03-2019, PbEU 2019, L 83 (uitgifte: 25-03-2019, regelingnummer: 2019/474)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
1.
Een BTI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 33, lid 3, bedoelde periode indien zij niet langer in overeenstemming is met het geldende recht, ten gevolge van één van de volgende gevallen:
- a)
de wijziging van de nomenclaturen, als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder a) en b);
- b)
de vaststelling van maatregelen als bedoeld in artikel 57, lid 4;
met ingang van de datum waarop de wijziging of de maatregelen van toepassing wordt of worden.
2.
Een BOI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 33, lid 3, bedoelde periode in elk van de volgende gevallen:
- a)
indien een verordening wordt aangenomen of een overeenkomst wordt gesloten die in de Unie van toepassing wordt, en de BOI-beschikking niet langer in overeenstemming is met het aldus geldende recht, met ingang van de datum van toepassing van de verordening of de overeenkomst;
- b)
indien zij niet langer verenigbaar is met de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation — WTO) vastgestelde Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, of met de toelichtingen of een advies in verband met oorsprong die ter uitlegging van die overeenkomst zijn vastgesteld, met ingang van de datum waarop deze in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
3.
BTI- of BOI-beschikkingen verliezen hun geldigheid niet met terugwerkende kracht.
4.
In afwijking van artikel 23, lid 3, en artikel 27 worden BTI- en BOI-beschikkingen nietig verklaard indien zij op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager zijn gegeven.
5.
BTI- en BOI-beschikkingen worden ingetrokken overeenkomstig artikel 23, lid 3, en artikel 28. Dergelijke beschikkingen worden echter niet ingetrokken als de houder van de beschikking daarom verzoekt.
6.
BTI- en BOI-beschikkingen kunnen niet worden gewijzigd.
7.
De douaneautoriteiten trekken BTI-beschikkingen in:
- a)
wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van een van de nomenclaturen als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder a) en b), ten gevolge van een van de volgende gevallen:
- i)
de in artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1) bedoelde toelichtingen met ingang van de datum waarop deze worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;
- ii)
een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie;
- iii)
indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door de organisatie die is opgezet bij het Verdrag houdende oprichting van een Internationale Douaneraad, gedaan te Brussel op 15 december 1950, met ingang van de datum waarop de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt; of
- b)
andere specifieke gevallen.
8.
BOI-beschikkingen worden ingetrokken:
- a)
wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie; of
- b)
andere specifieke gevallen.
9.
Wanneer een BTI- of BOI-beschikking haar geldigheid verliest overeenkomstig lid 1, onder b), of lid 2, dan wel wordt ingetrokken overeenkomstig de leden 5, 7 of 8, mag de BTI- of BOI-beschikking nog worden gebruikt in het kader van bindende, op de beschikking gebaseerde contracten die al waren gesloten voordat deze haar geldigheid verloor of werd ingetrokken. Dat verlengde gebruik geldt niet voor BOI-beschikkingen in verband met voor de uitvoer bestemde goederen.
Het in de eerste alinea bedoelde verlengde gebruik beloopt ten hoogte zes maanden vanaf de datum waarop de BTI- of BOI-beschikking haar geldigheid verloor of ingetrokken werd. Voor een in artikel 57, lid 4, of artikel 67 bedoelde maatregel kan echter van dat verlengde gebruik worden afgeweken of een kortere termijn worden vastgesteld. Indien het gaat om producten waarvoor bij de vervulling van de douaneformaliteiten een invoer- of, uitvoercertificaat wordt overgelegd, wordt de periode van zes maanden vervangen door de resterende geldigheidsduur van het betrokken certificaat.
Om voor verlengd gebruik van een BTI- of BOI-beschikking in aanmerking te komen dient de houder van de beschikking bij de douaneautoriteit die de beschikking vaststelde, binnen 30 dagen nadat zij haar geldigheid verliest of ingetrokken wordt, een aanvraag in onder vermelding van de hoeveelheden waarvoor om een periode van verlengd gebruik wordt verzocht, alsmede van de lidstaat of lidstaten waarin de goederen waarvoor het verlengd gebruik geldt, worden ingeklaard. De douaneautoriteit neemt een besluit over het verlengd gebruik en stelt de houder onverwijld doch uiterlijk binnen 30 dagen na de datum waarop de douaneautoriteiten alle voor de beschikking benodigde inlichtingen hebben ontvangen, daarvan in kennis.
10.
De Commissie stelt de douaneautoriteiten daarvan in kennis indien:
- a)
er een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen voor goederen waarvan de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong niet gegarandeerd is; of
- b)
de onder a) bedoelde schorsing is ingetrokken.
11.
De Commissie kan besluiten vaststellen waarbij aan lidstaten het verzoek wordt gericht om BTI- of BOI-beschikkingen in te trekken, teneinde de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong van goederen te garanderen.
Voetnoten
PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.