Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/35/EG betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
Bijlage II Herstellen van milieuschade
Geldend
Geldend vanaf 30-04-2004
- Bronpublicatie:
21-04-2004, PbEU 2004, L 143 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/35/EG)
- Inwerkingtreding
30-04-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2004, PbEU 2004, L 143 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 2004/35/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Deze bijlage voorziet in een gemeenschappelijk kader dat moet worden gevolgd om de meest geschikte maatregelen te kiezen voor het herstel van milieuschade.
1. Herstel van schade aan wateren en aan beschermde soorten of natuurlijke habitats
Herstel van milieuschade aan wateren en aan beschermde soorten of natuurlijke habitats wordt bereikt door het milieu tot zijn referentietoestand terug te brengen middels primair, complementair en compenserend herstel, die als volgt gedefinieerd worden:
- a)
‘primair’ herstel: herstelmaatregelen waardoor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand worden teruggebracht;
- b)
‘complementair’ herstel: herstelmaatregelen met betrekking tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosystemen ter compensatie van het feit dat primair herstel niet tot volledig herstel van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties leidt;
- c)
‘compenserend’ herstel: maatregelen ter compensatie van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die zich voordoen tussen het tijdstip waarop de schade ontstaat en het tijdstip waarop het primair herstel zijn volledige uitwerking heeft bereikt;
- d)
‘tussentijdse verliezen’: verliezen die het gevolg zijn van het feit dat de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of functies van natuurlijke rijkdommen hun ecologische functies niet kunnen vervullen of geen functies kunnen vervullen voor andere natuurlijke rijkdommen of het publiek totdat de primaire of complementaire maatregelen hun uitwerking hebben bereikt. Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek.
Indien primair herstel het milieu niet in zijn referentietoestand herstelt, dan vindt complementair herstel plaats. Daarnaast vindt compenserend herstel plaats om tussentijdse verliezen te compenseren.
Herstel van milieuschade aan wateren, beschermde soorten en natuurlijke habitats houdt ook in dat elk aanmerkelijk risico dat de menselijke gezondheid negatieve effecten ondervindt, wordt weggenomen.
1.1. Hersteldoelstellingen
Doel van primaire herstelmaatregelen
1.1.1
Primair herstel heeft tot doel, aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties in hun referentietoestand te herstellen.
Doel van complementaire herstelmaatregelen
1.1.2
Wanneer de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties niet tot hun referentietoestand terugkeren, worden complementaire herstelmaatregelen genomen. Complementaire herstelmaatregelen hebben tot doel eenzelfde niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen, zo nodig ook op een andere locatie, als het geval zou zijn geweest wanneer de aangetaste locatie in haar referentietoestand hersteld zou zijn. Waar mogelijk en passend moet de andere locatie geografisch verbonden zijn met de aangetaste locatie, rekening houdend met de belangen van de getroffen populatie.
Doel van compenserende herstelmaatregelen
1.1.3
Compenserende herstelmaatregelen worden genomen om tussentijds verlies van de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties te compenseren in afwachting van regeneratie. Deze compensatie houdt in dat op de aangetaste locatie of op een alternatieve locatie aan beschermde natuurlijke habitats en soorten of wateren aanvullende verbeteringen worden aangebracht. Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek.
1.2. Vaststelling van herstelmaatregelen
Vaststelling van primaire herstelmaatregelen
1.2.1
Er worden opties overwogen voor maatregelen om de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties op directe en versnelde wijze, of door natuurlijke regeneratie, weer in hun referentietoestand te brengen.
Vaststelling van complementaire en compenserende herstelmaatregelen
1.2.2
Bij de bepaling van de omvang van complementaire en compenserende herstelmaatregelen wordt eerst een aanpak overwogen die berust op equivalentie van de rijkdommen of functies. In een dergelijke aanpak worden eerst maatregelen overwogen die leiden tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties van dezelfde soort, kwaliteit en kwantiteit als die welke zijn aangetast. Indien dit niet mogelijk is, wordt in alternatieve natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties voorzien. Een verminderde kwaliteit kan bijvoorbeeld worden gecompenseerd door meer herstelmaatregelen.
1.2.3
Wanneer deze eerste keuze op basis van equivalentie van de natuurlijke rijkdommen of functies niet mogelijk blijkt, worden alternatieve waardebepalingstechnieken gebruikt. De bevoegde instantie kan de methode, bijvoorbeeld geldelijke waardebepaling, opleggen, teneinde de omvang van de vereiste aanvullende en compenserende herstelmaatregelen vast te stellen. Indien een waardebepaling van de verloren gegane rijkdommen en/of functies mogelijk is, maar een waardebepaling van de vervangende natuurlijke rijkdommen en/of functies niet haalbaar is binnen een redelijke termijn of tegen redelijke kosten, kan de bevoegde instantie kiezen voor herstelmaatregelen waarvan de kosten overeenstemmen met de geraamde geldelijke waarde van de verloren gegane natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties.
De complementaire en compenserende herstelmaatregelen moeten zodanig opgezet zijn dat de extra natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties beantwoorden aan de tijdspreferenties en het tijdschema van de herstelmaatregelen. Zo zou de omvang van de compenserende herstelmaatregelen moeten toenemen naargelang het langer duurt voordat de referentietoestand is hersteld (wanneer alle andere factoren gelijk blijven).
1.3. Keuze van de herstelopties
1.3.1
De redelijke herstelopties moeten met gebruikmaking van de beste beschikbare technieken, indien die zijn bepaald, worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:
- —
het effect van elke optie op de menselijke gezondheid en de veiligheid;
- —
de kosten van de uitvoering van de verschillende opties;
- —
de kans op succes van elke optie;
- —
de mate waarin elke optie toekomstige schade zal voorkomen en waarin bij de uitvoering van de optie onbedoelde schade kan worden vermeden;
- —
de mate waarin elke optie ten goede komt aan de verschillende onderdelen van de relevante natuurlijke rijkdommen en/of functies in kwestie;
- —
de mate waarin elke optie rekening houdt met relevante sociale, economische en culturele aandachtspunten en andere relevante plaatsgebonden factoren;
- —
de tijd die het zal vergen om de milieuschade effectief te herstellen;
- —
de mate waarin elke optie het herstel van de locatie van de milieuschade verwezenlijkt;
- —
de geografische relatie met de schadelocatie.
1.3.2
Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties kan voor primaire herstelmaatregelen worden gekozen die de aangetaste wateren en beschermde soorten of natuurlijke habitats niet volledig terugbrengen tot hun referentietoestand of die de referentietoestand minder snel herstellen. Een dergelijke beslissing mag uitsluitend worden genomen, wanneer de natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die het voorwerp zijn van deze beslissing, worden gecompenseerd door de complementaire of compenserende maatregelen te versterken en zo een soortgelijk niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen als oorspronkelijk bestond. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien elders met minder kosten in equivalente natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties kan worden voorzien. Deze complementaire herstelmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van punt 1.2.2.
1.3.3
Niettegenstaande de voorschriften van punt 1.3.2 kan de bevoegde instantie, overeenkomstig artikel 7, lid 3, besluiten dat er geen verdere herstelmaatregelen genomen worden indien:
- a)
de reeds genomen herstelmaatregelen waarborgen dat er geen aanmerkelijk gevaar meer is voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid, de wateren of beschermde soorten en natuurlijke habitats, en
- b)
de kosten van de te nemen herstelmaatregelen om de referentietoestand of een gelijkwaardig niveau te bereiken, niet in verhouding zouden staan tot de milieuvoordelen die daarmee zouden worden verkregen.
2. Herstel van bodemschade
De nodige maatregelen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste de betrokken verontreinigende stoffen worden verwijderd, gecontroleerd, ingeperkt of verminderd, zodat de verontreinigde bodem, rekening houdend met het huidige of ten tijde van de schade goedgekeurd toekomstige gebruik, niet langer een aanmerkelijk gevaar voor negatieve effecten op de menselijke gezondheid vormt. De aanwezigheid van dergelijke risico's worden beoordeeld via risicobeoordelingsprocedures waarbij rekening wordt gehouden met de aard en functie van de bodem, de soort en concentratie schadelijke stoffen, preparaten, organismen of micro-organismen, de daarmee samenhangende risico's en de mogelijke verspreiding ervan. Het gebruik wordt vastgesteld op basis van de regelgeving voor het landgebruik, of van eventuele andere regelgeving terzake die van kracht was op het tijdstip dat de schade veroorzaakt is.
Indien het landgebruik wordt gewijzigd, worden alle nodige maatregelen genomen om ieder risico van negatieve effecten op de menselijke gezondheid te voorkomen.
Indien er geen regelgeving voor het landgebruik is, is de aard van het betrokken gebied waar de schade zich heeft voorgedaan, rekening houdend met de verwachte ontwikkeling ervan, bepalend voor het gebruik van dat specifieke gebied.
De optie van natuurlijke regeneratie, dat wil zeggen een optie die geen rechtstreekse ingreep van de mens in het regeneratieproces inhoudt, wordt in overweging genomen.