Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2004/35/EG betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2006
- Bronpublicatie:
15-03-2006, PbEU 2006, L 102 (uitgifte: 11-04-2006, regelingnummer: 2006/21/EG)
- Inwerkingtreding
01-05-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2006, PbEU 2006, L 102 (uitgifte: 11-04-2006, regelingnummer: 2006/21/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 10 maart 2004 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Thans zijn er in de Gemeenschap veel verontreinigde locaties die een aanzienlijk gezondheidsrisico opleveren, en de snelheid waarmee de biodiversiteit afneemt, is de voorbije decennia aanzienlijk toegenomen. Indien geen actie wordt ondernomen, zou dit in de toekomst kunnen resulteren in nog meer verontreinigde locaties en een nog groter biodiversiteitsverlies. Het zoveel mogelijk voorkomen en herstellen van milieuschade draagt bij tot de implementatie van de doelstellingen en beginselen van het communautaire milieubeleid, als omschreven in het Verdrag. Wanneer besloten wordt hoe de schade hersteld moet worden, moet rekening worden gehouden met plaatselijke omstandigheden.
- (2)
Het voorkomen en herstellen van milieuschade dienen in de praktijk te worden gebracht door de bevordering van het in het Verdrag neergelegde beginsel dat de vervuiler betaalt en overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling. Het basisbeginsel van deze richtlijn dient daarom te zijn dat een exploitant wiens activiteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade hebben veroorzaakt, financieel aansprakelijk wordt gesteld, zodat exploitanten ertoe worden aangespoord maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico van milieuschade zo klein mogelijk te houden, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met de financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind.
- (3)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het tot stand brengen van een gemeenschappelijk kader voor het voorkomen en herstellen van milieuschade tegen een redelijke kostprijs voor de samenleving, niet op voldoende wijze door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kunnen worden verwezenlijkt, wegens de omvang van deze richtlijn en de gevolgen ervan voor andere communautaire wetgeving zoals Richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (4) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (5) alsook Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (6), kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (4)
Milieuschade omvat ook schade veroorzaakt door in de lucht aanwezige elementen voorzover zij schade veroorzaken aan water, bodem, of beschermde soorten of natuurlijke habitats.
- (5)
Er moet een omschrijving worden gegeven van begrippen die dienstig zijn voor de juiste uitlegging en toepassing van de regeling waarin deze richtlijn voorziet, met name waar het de definitie van milieuschade betreft. Wanneer het betrokken begrip ontleend is aan andere relevante Gemeenschapswetgeving, moet dezelfde definitie worden gehanteerd, zodat gemeenschappelijke criteria kunnen worden toegepast en een eenvormige toepassing kan worden bevorderd.
- (6)
Bij de omschrijving van beschermde soorten en natuurlijke habitats kunnen ook soorten en habitats die uit hoofde van nationale natuurbehoudwetgeving worden beschermd, in aanmerking worden genomen. Wel moet rekening worden gehouden met specifieke situaties ten aanzien waarvan in de communautaire of gelijkwaardige nationale wetgeving bepaalde afwijkingen zijn opgenomen van de mate van bescherming die het milieu wordt geboden.
- (7)
Ten behoeve van de beoordeling van bodemschade in de zin van deze richtlijn is het wenselijk dat er risicobeoordelingsprocedures gehanteerd worden om vast te stellen in hoeverre de menselijke gezondheid waarschijnlijk schade zal ondervinden.
- (8)
Wat de milieuschade betreft, dient deze richtlijn van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten waaraan een risico voor de menselijke gezondheid of het milieu is verbonden. Welke activiteiten dit zijn, wordt in beginsel bepaald aan de hand van de desbetreffende Gemeenschapswetgeving waarin de voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot bepaalde activiteiten of praktijken die worden geacht een potentieel of feitelijk risico voor de menselijke gezondheid of het milieu op te leveren.
- (9)
Met betrekking tot schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats dient deze richtlijn eveneens van toepassing te zijn op beroepsactiviteiten die uit hoofde van de Gemeenschapswetgeving nog niet direct of indirect als feitelijk of potentieel risico voor de menselijke gezondheid of het milieu worden aangemerkt. In deze gevallen dient de exploitant slechts aansprakelijk te zijn uit hoofde van deze richtlijn, indien hij een fout heeft begaan of nalatig is geweest.
- (10)
Er dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met het Euratom-Verdrag en met relevante internationale verdragen en Gemeenschapswetgeving die ten aanzien van de uitoefening van binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallende activiteiten in uitvoerigere en strengere regelgeving voorzien. Deze richtlijn, die bij de vaststelling van de bevoegdheden van de bevoegde instanties niet in aanvullende conflictregels voorziet, laat de regels inzake de internationale bevoegdheid van rechtbanken, zoals bijvoorbeeld neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (7), onverlet. Deze richtlijn is niet van toepassing op activiteiten die voornamelijk in het belang van de landsverdediging of de internationale veiligheid worden verricht.
- (11)
Doel van deze richtlijn is het voorkomen en herstellen van milieuschade in de zin van deze richtlijn, en laat rechten op vergoeding voor traditionele vormen van schade uit hoofde van internationale overeenkomsten op het gebied van wettelijke aansprakelijkheid onverlet.
- (12)
Veel lidstaten zijn partij bij internationale overeenkomsten inzake wettelijke aansprakelijkheid op specifieke gebieden. Het moet voor deze lidstaten mogelijke zijn[lees: mogelijk zijn] om bij dergelijke overeenkomsten partij te blijven ook nadat deze richtlijn in werking is getreden terwijl andere lidstaten vrij moeten blijven om partij te worden.
- (13)
Aansprakelijkheid biedt niet voor alle vormen van milieuschade een oplossing. Wil aansprakelijkheid doeltreffend functioneren, dan moeten er een of meer identificeerbare vervuilers zijn, moet de schade concreet en kwantificeerbaar zijn, en moet er een oorzakelijk verband tussen de schade en de geïdentificeerde vervuiler of vervuilers worden aangetoond. Aansprakelijkheid is daarom geen geschikt instrument ter bestrijding van wijdverspreide, diffuse verontreiniging waarbij onmogelijk een verband kan worden gelegd tussen negatieve milieu-effecten en de handeling of nalatigheid van bepaalde individuele vervuilers.
- (14)
Deze richtlijn is niet van toepassing op gevallen van lichamelijk letsel, schade aan particuliere eigendom of economisch verlies en laat alle rechten met betrekking tot dergelijke soorten schade onverlet.
- (15)
Aangezien het voorkomen en herstellen van milieuschade een taak is die rechtstreeks bijdraagt tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap, dient de overheid te zorgen voor een passende uitvoering en handhaving van de regeling waarin deze richtlijn voorziet.
- (16)
Het herstel van het milieu dient doeltreffend te zijn, zodat wordt gewaarborgd dat de relevante hersteldoelstellingen worden bereikt. Hiertoe moet een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld en de bevoegde instantie dient op de juiste toepassing daarvan toe te zien.
- (17)
Er dienen passende bepalingen te worden vastgesteld voor situaties waarin zich meerdere gevallen van milieuschade hebben voorgedaan, en wel op zodanige wijze dat de bevoegde instantie niet kan garanderen dat alle vereiste herstelmaatregelen tegelijkertijd worden genomen. In dergelijke gevallen moet de bevoegde instantie het recht hebben om te beslissen welk geval van milieuschade het eerst moet worden hersteld.
- (18)
Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient een exploitant die milieuschade veroorzaakt of een onmiddellijk gevaar doet ontstaan dat zich dergelijke schade voordoet, in beginsel de kosten van de noodzakelijke preventie- of herstelmaatregelen te dragen. In gevallen waarin een bevoegde instantie zelf of via een derde maatregelen treft in de plaats van een exploitant, dient die instantie ervoor te zorgen dat de door haar gemaakte kosten op de exploitant worden verhaald. Voorts is het passend dat de exploitanten in laatste instantie de kosten van de evaluatie van milieuschade en, in voorkomend geval, van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar van het ontstaan van dergelijke schade dragen.
- (19)
De lidstaten kunnen voorzien in de berekening van forfaitaire bedragen voor het vergoeden van administratieve, juridische, handhavings- en andere algemene kosten.
- (20)
Een producent is niet verplicht de kosten van uit hoofde van deze richtlijn genomen preventieve of herstelmaatregelen te dragen in situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft. De lidstaten kunnen toestaan dat exploitanten die geen fout hebben begaan of niet nalatig zijn geweest de kosten van herstelmaatregelen niet hoeven te dragen in situaties waarin de betrokken schade het gevolg is van emissies of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de potentiële schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of emissie plaatsvond.
- (21)
De exploitanten dienen de met preventiemaatregelen samenhangende kosten te dragen, wanneer die maatregelen hoe dan ook door de exploitanten moesten worden genomen om te voldoen aan de wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen, waaronder die welke deel uitmaken van vergunningen of toelatingen.
- (22)
De lidstaten mogen nationale voorschriften opstellen voor de toerekening van de kosten in door meer partijen veroorzaakte schadegevallen. De lidstaten mogen met name rekening houden met de specifieke situatie van gebruikers van producten die eventueel niet in dezelfde mate aansprakelijk gesteld zouden worden voor milieuschade als degenen die deze producten vervaardigen. In dat geval moet de verdeling van de aansprakelijkheid conform de nationale wet geregeld worden.
- (23)
De bevoegde instanties dienen het recht te hebben gedurende een redelijke termijn, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de preventie- of herstelmaatregelen werden voltooid, de aan de maatregelen verbonden kosten op de exploitant te verhalen.
- (24)
Er moet voor worden gezorgd dat doeltreffende uitvoerings- en handhavingsinstrumenten ter beschikking staan, terwijl er tevens voor moet worden gezorgd dat de rechtmatige belangen van de betrokken exploitanten en andere belanghebbenden naar behoren worden gewaarborgd. De bevoegde instanties dienen bevoegd te zijn voor specifieke taken waarvoor een passende administratieve beoordelingsvrijheid vereist is, te weten de taak om de ernst van de schade te beoordelen en te bepalen welke herstelmaatregelen moeten worden genomen.
- (25)
Personen die van de milieuschade ongunstige gevolgen ondervinden of dreigen te ondervinden, moeten het recht hebben de bevoegde instantie om maatregelen te verzoeken. Milieubescherming is evenwel geen scherp afgebakend belang, en individuele personen zullen niet altijd hun handelingen daarop afstemmen of verkeren niet altijd in de mogelijkheid dat te doen. Niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming moet derhalve ook de mogelijkheid worden gegeven om op een juiste manier tot een doeltreffende implementatie van deze richtlijn bij te dragen.
- (26)
De betrokken natuurlijke of rechtspersonen dienen toegang te hebben tot beroepsprocedures tegen de besluiten en handelingen van de bevoegde instantie of tegen het verzuim te handelen.
- (27)
De lidstaten moeten maatregelen nemen om te bevorderen dat exploitanten alle passende verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid gebruiken en dat er instrumenten en markten voor financiële zekerheid worden ontwikkeld, teneinde in een doeltreffende dekking van de uit deze richtlijn voortvloeiende financiële verplichtingen te voorzien.
- (28)
Wanneer milieuschade voor meerdere lidstaten gevolgen heeft of dreigt te hebben, werken deze lidstaten samen om ervoor te zorgen dat juiste en doeltreffende preventie- of, naar gelang het geval, herstelmaatregelen met betrekking tot alle milieuschade worden genomen. De lidstaten mogen trachten kosten voor preventieve of herstelmaatregelen te verhalen.
- (29)
Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten strengere bepalingen handhaven of vaststellen met betrekking tot het voorkomen en het herstellen van milieuschade, en belet evenmin de vaststelling door de lidstaten van passende maatregelen met betrekking tot situaties waarin de schade twee keer kan worden verhaald als gevolg van samenlopende acties door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon wiens eigendom milieuschade is toegebracht.
- (30)
Op schade die vóór het verstrijken van de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn vastgestelde termijn is veroorzaakt, zijn de bepalingen ervan niet van toepassing.
- (31)
De lidstaten dienen de Commissie verslag uit te brengen over de ervaringen die zij met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, teneinde de Commissie in staat te stellen, rekening houdend met de gevolgen voor duurzame ontwikkeling en toekomstige risico's voor het milieu, te beoordelen of deze richtlijn binnen zeven jaar moet worden herzien,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 151 E van 25.6.2002, blz. 132.
PB C 241 van 7.10.2002, blz. 162.
Advies van het Europees Parlement van 14 mei 2003 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 september 2003 (PB C 277 E van 18.11.2003, blz. 10) en besluit van het Europees Parlement van 17 december 2003 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt). Wetgevende resolutie van het Europees Parlement van 31 maart 2004 en besluit van de Raad van 30 maart 2004.
PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en van de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Besluit nr. 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).
PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1496/2002 van de Commissie (PB L 225 van 22.8.2002, blz. 13).