Einde inhoudsopgave
Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1967
- Bronpublicatie:
02-02-1967, Stb. 1967, 102 (uitgifte: 28-02-1967, kamerstukken: 8636 )
- Inwerkingtreding
01-07-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1967, Stb. 1967, 213 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Staatsrecht / Wetgeving
1.
De verhoging van het dagloon ingevolge het bepaalde in de artikelen 17, 18 en 19 vindt niet plaats ten aanzien van:
- a.
degene, die op de dag, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, niet binnen het Rijk woont;
- b.
degene, die het recht op een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk in artikel 4, 5, 6 of 7 van de Liquidatiewet ongevallenwetten, ontleent aan een vrijwillige verzekering ingevolge de Ongevallenwet 1921 of de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922.
2.
Met inachtneming zoveel mogelijk van het beginsel der wederkerigheid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, dat het in het eerste lid, onder a, bepaalde geen toepassing vindt ten aanzien van bij die maatregel aan te wijzen personen, die op de dag, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, op het grondgebied van een andere Mogendheid wonen.
3.
Indien een persoon, bedoeld in het eerste lid, onder a, op de dag, voorafgaande aan die, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet compensatie premie Algemene Ouderdomswet ongevallenrentetrekkers aanspraak heeft op een bijslag op een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, wordt het in artikel 16, eerste en tweede lid, eerstbedoelde dagloon verhoogd met het voor die bijslag geldende percentage.