Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’)
Artikel 87 Samenwerking tussen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale toezichthoudende autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2017
- Bronpublicatie:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Inwerkingtreding
20-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2017, PbEU 2017, L 283 (uitgifte: 31-10-2017, regelingnummer: 2017/1939)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht / Instituties
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werkt nauw samen met de nationale toezichthoudende autoriteiten bij specifieke aangelegenheden waarvoor nationale betrokkenheid vereist is, met name ingeval de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of een nationale toezichthoudende autoriteit grote verschillen tussen praktijken van de lidstaten van de Europese Unie of een potentieel onrechtmatige doorgifte van gegevens via de kanalen van het EOM constateert, of in het kader van vragen van een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten over de uitvoering en de uitlegging van deze verordening.
2.
In de in lid 1 genoemde gevallen kunnen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op gegevensbescherming, elk binnen hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uitwisselen, en elkaar bijstaan in de uitvoering van audits en inspecties, problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening behandelen, zich buigen over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen, geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen doen, en de aandacht op gegevensbeschermingsrechten vestigen, voor zover noodzakelijk.
3.
Het bij Verordening (EU) 2016/679 ingestelde Europees Comité voor gegevensbescherming verricht tevens de in artikel 51 van Richtlijn (EU) 2016/680 vastgestelde taken in verband met onder deze verordening vallende aangelegenheden, met name die welke worden bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel.