Einde inhoudsopgave
Algemene Ouderdomswet
Artikel 8b [Gedetineerden]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2012
- Bronpublicatie:
08-12-2011, Stb. 2012, 2 (uitgifte: 10-01-2012, kamerstukken: 32846)
- Inwerkingtreding
01-04-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2012, Stb. 2012, 109 (uitgifte: 20-03-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
1.
Geen recht op ouderdomspensioen ontstaat voor de pensioengerechtigde, aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen indien de dag waarop het ouderdomspensioen zou ingaan dan wel de dag na afloop van de toepassing van artikel 8c, eerste lid, met betrekking tot dat recht op ouderdomspensioen, is gelegen in de periode dat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
2.
Het recht op ouderdomspensioen eindigt, indien de pensioengerechtigde rechtens zijn vrijheid is ontnomen gedurende ten minste een maand.
3.
De persoon die op grond van het eerste of tweede lid geen recht op ouderdomspensioen heeft, heeft met ingang van de dag waarop hij in vrijheid is gesteld met inachtneming van de bepalingen van deze wet recht op ouderdomspensioen.
4.
Voor de toepassing van het tweede lid worden perioden van vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
5.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing en het derde lid is van overeenkomstige toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel buiten een justitiële inrichting plaatsvindt.
6.
Voor de pensioengerechtigde die op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht heeft op ouderdomspensioen op grond van artikel 8c, tweede lid, eindigt het recht op ouderdomspensioen, in afwijking van het tweede lid, vanaf de dag dat de vrijheidsontneming ingaat.