Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders
Artikel 47 Overgangsmaatregelen voor onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal waarvoor de risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid
Geldend
Geldend vanaf 10-04-2008
- Bronpublicatie:
11-03-2008, PbEU 2008, L 97 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 298/2008)
- Inwerkingtreding
10-04-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2008, PbEU 2008, L 97 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 298/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
1.
De aanwezigheid in levensmiddelen of diervoeders van materiaal dat gedeeltelijk of geheel bestaat of is geproduceerd uit GGO's in een verhouding die niet hoger ligt dan 0,5 %, wordt niet geacht in strijd te zijn met artikel 4, lid 2, of artikel 16, lid 2, indien
- a)
die aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen is;
- b)
vóór de datum van toepassing van deze verordening een gunstig advies voor het genetisch gemodificeerde materiaal is uitgebracht door het/de wetenschappelijke comité(s) van de Gemeenschap of de EAV;
- c)
het verzoek om toelating overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving niet is verworpen, en
- d)
de detectiemethoden beschikbaar zijn voor het publiek.
2.
Om vast te stellen dat de aanwezigheid van het materiaal onvoorzien of technisch niet te voorkomen is, moeten de exploitanten tegenover de bevoegde autoriteiten kunnen aantonen dat zij passende maatregelen hebben genomen om de aanwezigheid van dergelijk materiaal te voorkomen.
3.
Er kunnen maatregelen worden vastgesteld die de in lid 1 genoemde drempelwaarden verlagen, met name voor ggo's die rechtstreeks aan de eindverbruiker worden verkocht. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 35, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4.
Nadere bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden aangenomen volgens de procedure van artikel 35, lid 2.
5.
Dit artikel geldt voor een periode van drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening.