Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
Bijlage I Gegevenskwaliteitsdoelstellingen
Geldend
Geldend van 18-09-2015 tot 12-12-2026
- Redactionele toelichting
De bepalingen van deze wijziging moeten worden gelezen in samenhang met die van Verordening (EG) nr. 765/2008, met name wat de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties betreft, en voorzien niet in afwijkingen of uitzonderingen op die verordening.
- Bronpublicatie:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Inwerkingtreding
18-09-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
A. Gegevenskwaliteitsdoelstellingen voor de beoordeling van de luchtkwaliteit
Zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden en koolmonoxide | Benzeen | Zwevende deeltjes (PM10/PM2,5) en lood | Ozon en daarmee samenhangend NO en NO2 | |
---|---|---|---|---|
Vaste metingen (1) | ||||
Onzekerheid | 15 % | 25 % | 25 % | 15 % |
Minimale gegevensvastlegging | 90 % | 90 % | 90 % | 90 % gedurende het zomerseizoen 75 % gedurende het winterseizoen |
Minimaal bestreken tijd: | ||||
— stedelijke achtergrond en verkeer | — | 35 % (2) | — | — |
— industriële locaties | — | 90 % | — | — |
Indicatieve metingen | ||||
Onzekerheid | 25 % | 30 % | 50 % | 30 % |
Minimale gegevensvastlegging | 90 % | 90 % | 90 % | 90 % |
Minimaal bestreken tijd | 14 % (4) | 14 % (3) | 14 % (4) | > 10 % gedurende het zomerseizoen |
Modelonzekerheid: | ||||
Uurwaarden | 50 % | — | — | 50 % |
8-uurgemiddelden | 50 % | — | — | 50 % |
Daggemiddelden | 50 % | — | nog niet vastgesteld | — |
Jaargemiddelden | 30 % | 50 % | 50 % | — |
Objectieve raming | ||||
Onzekerheid | 75 % | 100 % | 100 % | 75 % |
De onzekerheid (met een betrouwbaarheidsniveau van 95 %) van de beoordelingsmethoden wordt geëvalueerd volgens de beginselen van de Leidraad voor de bepaling en aanduiding van de meetonzekerheid van het CEN (ENV 13005–1999), de methodiek van ISO 5725:1994 en de richtsnoeren in het CEN-verslag ‘Luchtkwaliteit — Benadering van de onzekerheid bij referentiemeetmethoden van buitenlucht’ (CR 14377:2002E). De onzekerheidspercentages in de bovenstaande tabel gelden voor afzonderlijke metingen, gemiddeld over het tijdvak voor de grenswaarde (of streefwaarde in het geval van ozon), bij een betrouwbaarheidsinterval van 95 %. De onzekerheid ten aanzien van de vaste metingen wordt geïnterpreteerd als geldend voor het bereik van de toepasselijke grenswaarde (of streefwaarde in het geval van ozon).
De onzekerheid voor modellen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus voor 90 % van de afzonderlijke controlepunten over het tijdvak voor de grenswaarde (of streefwaarde in het geval van ozon), waarbij geen rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop de gebeurtenissen zich voordoen. De onzekerheid ten aanzien van modellen wordt geïnterpreteerd als geldend voor het bereik van de toepasselijke grenswaarde (of streefwaarde in het geval van ozon). De vaste metingen die moeten worden geselecteerd voor de vergelijking met de resultaten van modellen zijn representatief voor de schaal die door het model wordt bestreken.
De onzekerheid voor objectieve ramingen wordt gedefinieerd als de maximale afwijking van de gemeten en berekende concentratieniveaus over het tijdvak voor de grenswaarde (of streefwaarde in het geval van ozon), waarbij geen rekening wordt gehouden met het tijdstip waarop de gebeurtenissen zich voordoen.
In de vereisten voor de minimale gegevensvastlegging en bestreken tijd wordt geen rekening gehouden met het verlies van gegevens door de periodieke kalibratie of het normale onderhoud van de apparatuur.
B. Resultaten van de beoordeling van de luchtkwaliteit
De volgende gegevens worden verzameld voor zones of agglomeraties waar gegevens uit andere bronnen dan metingen worden gebruikt als aanvulling op de gegevens van metingen of als het enige middel ter beoordeling van de luchtkwaliteit:
- —
een beschrijving van de uitgevoerde beoordelingsactiviteiten;
- —
de gebruikte specifieke methoden, met een verwijzing naar beschrijvingen van de methode;
- —
de bronnen van de gegevens en de informatie;
- —
een beschrijving van de resultaten, met inbegrip van de onzekerheden en met name de omvang van elk gebied of, indien van toepassing, de lengte van wegen binnen de zone of agglomeratie waar de concentraties een grenswaarde, streefwaarde of langetermijndoelstelling, verhoogd met de overschrijdingsmarge, overschrijden, in voorkomend geval, en elk gebied waar de concentraties de bovenste beoordelingsdrempel of de onderste beoordelingsdrempel overschrijden;
- —
de omvang van de bevolking die mogelijk wordt blootgesteld aan niveaus die een eventuele grenswaarde voor de bescherming van de menselijke gezondheid overschrijden.
C. Kwaliteitsborging voor de beoordeling van de luchtkwaliteit. Validatie van gegevens
1
Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de in deel A vastgestelde gegevenskwaliteitsdoelstellingen te garanderen, zien de krachtens artikel 3 aangewezen bevoegde instanties en organen erop toe dat:
- i)
alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig de artikelen 6 en 9, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria;
- ii)
de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen. Het kwaliteitssysteem wordt wanneer dat nodig is, maar ten minste om de vijf jaar geëvalueerd door het betrokken nationale referentielaboratorium;
- iii)
er een kwaliteitsborgings-/kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de met die taak belaste instellingen actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's;
- iv)
de nationale referentielaboratoria worden aangewezen door de krachtens artikel 3 aangewezen bevoegde instanties of organen en geaccrediteerd zijn voor de in bijlage VI bedoelde referentiemethoden, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 2, lid 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht. Deze laboratoria zijn ook verantwoordelijk voor de coördinatie, op het grondgebied van de lidstaat, van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Nationale referentielaboratoria die nationaal ringonderzoek organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests;
- v)
de nationale referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd. Indien deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, moet het nationale laboratorium bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren;
- vi)
de nationale referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen.
2
Alle uit hoofde van artikel 27 gerapporteerde gegevens worden geacht geldig te zijn, behalve gegevens die als voorlopig worden aangemerkt.
Voetnoten
De lidstaten mogen aselecte metingen in plaats van continue metingen uitvoeren voor benzeen, lood en zwevende deeltjes indien zij de Commissie kunnen aantonen dat de onzekerheid, met inbegrip van de onzekerheid die het gevolg is van de aselecte bemonstering, in overeenstemming is met de kwaliteitdoelstelling van 25 % en dat de bestreken tijd nog altijd meer bedraagt dan de minimaal bestreken tijd voor indicatieve metingen. De aselecte bemonstering moet uniform over het jaar worden gespreid om vertekening van de resultaten te vermijden. De onzekerheid die het gevolg is van de aselecte bemonstering mag worden bepaald met de procedure van ISO 11222 (2002) ‘Air Quality — Determination of the Uncertainty of the Time Average of Air Quality Measurements’ Indien aselecte metingen worden gebruikt ter beoordeling van de vereisten van de grenswaarde voor PM10 moet de 90,4de percentiel (dat ten hoogste 50 μg/m3 mag bedragen) worden beoordeeld in plaats van het aantal overschrijdingen, dat in hoge mate wordt beïnvloed door de bestreken gegevens.
Gespreid over het jaar met het oog op de representativiteit voor de diverse klimaat- en verkeersomstandigheden.
Eén aselecte meting per week, gelijkmatig over het jaar gespreid, of acht gelijkmatig over het jaar gespreide weken.
Eén aselect gekozen meetdag per week, gelijkmatig over het jaar gespreid, of acht gelijkmatig over het jaar gespreide weken.
Eén aselecte meting per week, gelijkmatig over het jaar gespreid, of acht gelijkmatig over het jaar gespreide weken.