Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
Bijlage VI Referentiemethoden voor het beoordelen van de concentraties van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, benzeen, koolmonoxide en ozon
Geldend
Geldend van 18-09-2015 tot 12-12-2026
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2019, L 72).
- Bronpublicatie:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Inwerkingtreding
18-09-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-08-2015, PbEU 2015, L 226 (uitgifte: 29-08-2015, regelingnummer: 2015/1480)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
A. Referentiemethoden voor het beoordelen van de concentraties van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, benzeen, koolmonoxide en ozon
- 1.Referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide
De referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide is die welke beschreven staat in EN 14212:2012 ‘Ambient air — Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence’.
- 2.Referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden
De referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden is die welke beschreven staat in EN 14211:2012 ‘Ambient air — Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence’.
- 3.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van lood
De referentiemethode voor het bemonsteren van lood is die welke beschreven staat in deel A, punt 4, van deze bijlage. De referentiemethode voor het meten van lood is die welke beschreven staat in EN 14902:2005 „Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter.
- 4.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM10
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 ‘Ambient Air — standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’.
- 5.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM2,5
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 ‘Ambient Air — standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter’.
- 6.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van benzeen
De referentiemethode voor het meten van benzeen is die welke beschreven staat in EN 14662:2005, delen 1, 2 en 3 „Ambient air quality — Standard method for measurement of benzene concentrations.
- 7.Referentiemethode voor het meten van koolmonoxide
De referentiemethode voor het meten van koolmonoxide is die welke beschreven staat in EN 14626:2012 ‘Ambient air — Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non-dispersive infrared spectroscopy’.
- 8.Referentiemethode voor het meten van ozon
De referentiemethode voor het meten van ozon is die welke beschreven staat in EN 14625:2012 ‘Ambient air — Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry’.
B. Aantonen van gelijkwaardigheid
1
De lidstaten mogen zich bedienen van elke andere methode waarvan zij kunnen aantonen dat zij gelijkwaardige resultaten oplevert in vergelijking met de in deel A bedoelde methoden, alsook, in het geval van zwevende deeltjes, van elke andere methode waarvan de betrokken lidstaat kan aantonen dat er een consistent verband bestaat met de referentiemethode. In dat geval moeten de met die methode verkregen resultaten worden gecorrigeerd zodat er resultaten worden gegenereerd die gelijkwaardig zijn aan die welke door het toepassen van de referentiemethode zouden zijn verkregen.
2
De Commissie kan van de lidstaten verlangen dat zij een verslag opstellen en overleggen dat de gelijkwaardigheid overeenkomstig lid 1 aantoont.
3
Bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van het in lid 2 genoemde verslag maakt de Commissie gebruik van haar richtsnoeren inzake het aantonen van gelijkwaardigheid (nog te publiceren). Als de lidstaten tussentijdse oplossingen hebben gebruikt om bij benadering tot gelijkwaardigheid te komen, dienen deze te worden bevestigd en/of gewijzigd in het licht van de richtsnoeren van de Commissie.
4
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat in alle passende gevallen een correctie wordt toegepast, ook met terugwerkende kracht op oudere meetgegevens, teneinde de gegevens beter vergelijkbaar te maken.
C. Normalisatie
Voor gasvormige verontreinigende stoffen moet het volume worden gestandaardiseerd naar een temperatuur van 293 K en een atmosferische druk van 101,3 kPa. Voor deeltjes en voor stoffen die in deeltjes worden geanalyseerd (bijvoorbeeld lood) wordt het volume van het monster bepaald in de omgevingsomstandigheden met betrekking tot temperatuur en atmosferische druk op de dag van de metingen.
D
Vervallen.
E
Om aan te tonen dat de uitrusting aan de in deel A van deze bijlage opgesomde prestatievereisten van de referentiemethoden voldoet, moeten de krachtens artikel 3 aangewezen bevoegde instanties en organen de testverslagen aanvaarden die in andere lidstaten zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd.
De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisen voldoet, ook indien bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een andere lidstaat.