Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:277a [Nederlandse dochter]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een Nederlandse bank of een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, die een dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of bank of als moederonderneming een financiële holding of gemengde financiële holding heeft, voldoet op gesubconsolideerde basis aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:17, eerste en tweede lid, onderdeel c, 3:57, 3:62a en 3:96, eerste lid, onderdeel b, indien de beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, Nederlandse bank, de financiële holding of gemengde financiële holding:
- a.
als dochteronderneming een beheerder heeft van een beleggingsinstelling of icbe, beleggingsonderneming, financiële instelling of bank met zetel in een staat die geen lidstaat is; of
- b.
een deelneming houdt in een beheerder van een beleggingsinstelling of icbe, beleggingsonderneming, financiële instelling of bank met zetel in een staat die geen lidstaat is.
2.
Indien de financiële holding of gemengde financiële holding als dochteronderneming zowel een beleggingsonderneming als een bank heeft, is het eerste lid slechts van toepassing op de bank.