Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:62a [Kapitaalbuffer]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een bank met zetel in Nederland of een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, beschikt over een kapitaalbuffer die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels met betrekking tot aard, omvang en samenstelling. Bij die maatregel kan worden bepaald dat de omvang van onderdelen van de door een individuele bank of beleggingsonderneming aan te houden kapitaalbuffer wordt vastgesteld bij besluit van de Nederlandsche Bank.
2.
De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op de minimaal vereiste omvang van de kapitaalbuffer, vermeerderd met opslagen in verband met:
- a.
risico’s die voortvloeien uit een kredietcyclus;
- b.
het risico dat de financiële onderneming vormt voor de stabiliteit van het financiële stelsel; of
- c.
risico’s die voortvloeien uit macroprudentiële of systeemrisico’s die niet vallen onder de verordening kapitaalvereisten en die niet afdoende worden gedekt door de opslagen in verband met de risico’s bedoeld in onderdelen a en b.
3.
Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid niet voldoet dan wel voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat zij niet zal voldoen aan de ingevolge dat lid op haar toepasselijke vereisten, geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.
4.
Indien een financiële onderneming als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de ingevolge dat lid gestelde vereisten, dient zij binnen vijf werkdagen na de kennisgeving een kapitaalconserveringsplan in bij de Nederlandsche Bank waarin zij aangeeft welke maatregelen zij voornemens is te treffen om aan het eerste lid te voldoen, met dien verstande dat de Nederlandsche Bank de termijn kan verlengen tot tien dagen, indien zij dit met het oog op de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de onderneming passend acht.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de kennisgeving en het kapitaalconserveringsplan, bedoeld in het derde, onderscheidenlijk vierde lid.
6.
Indien het naar het oordeel van de Nederlandsche Bank aannemelijk is dat de maatregelen in het kapitaalconserveringsplan de betrokken onderneming tijdig in staat stellen te voldoen aan het eerste lid, keurt zij het plan goed. Indien de Nederlandsche Bank haar goedkeuring aan het plan onthoudt, legt zij de onderneming een verplichting op, inhoudende:
- a.
dat de onderneming uiterlijk op een voorgeschreven datum beschikt over een toetsingsvermogen van een voorgeschreven omvang; of
- b.
dat de onderneming een door de Nederlandsche Bank te bepalen gedragslijn volgt ten aanzien van het doen van uitkeringen voor zover die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten, het toekennen of uitkeren van variabele beloningen of aanspraken daarop dan wel het doen van betalingen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaalvereisten.
7.
Onder uitkeringen als bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, worden mede begrepen de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.