Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:62ba
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
02-12-2020, Stb. 2020, 509 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken: 35559)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2020, Stb. 2020, 510 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Onverminderd de artikelen 77 en 78 van de verordening kapitaalvereisten is het een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:62a, eerste lid, die een hefboomratiobuffer als bedoeld in artikel 92, eerste lid bis, van de verordening kapitaalvereisten gehouden is aan te houden, verboden om uitkeringen te doen voor zover die zouden leiden tot een zodanige aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 25 van de verordening kapitaalvereisten, dat de betrokken bank of beleggingsonderneming niet langer zou voldoen aan de hefboomratiobuffer.
2.
Het is een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid die niet voldoet aan de hefboomratiobuffer behoudens in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, verboden:
- a.
uitkeringen te doen voor zover die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 50 van de verordening kapitaalvereisten;
- b.
variabele beloningen of aanspraken daarop toe te kennen of uit te keren; of
- c.
betalingen te doen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaalvereisten.
3.
Een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid beschikt over voldoende kapitaal als bedoeld in artikel 25 van de verordening kapitaalvereisten, dat naar aard, omvang en samenstelling noodzakelijk is om zowel te voldoen aan de hefboomratiobuffer als aan de hefboomratio, bedoeld in artikel 92, eerste lid, onderdeel d, van de verordening kapitaalvereisten, en aan een hogere solvabiliteit of liquiditeit opgelegd op grond van artikel 3:111a, tweede lid, onderdeel a, om het risico van buitensporige hefboomwerking te ondervangen als dat niet voldoende gedekt wordt door de hefboomratio.
4.
Indien een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid niet voldoet dan wel voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat zij niet zal voldoen aan de hefboomratiobuffer, geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.
5.
Indien een bank of beleggingsonderneming als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de hefboomratiobuffer, dient zij binnen vijf werkdagen na de kennisgeving een kapitaalconserveringsplan in bij de Nederlandsche Bank waarin zij aangeeft welke maatregelen zij voornemens is te treffen om aan het derde lid te voldoen, met dien verstande dat de Nederlandsche Bank de termijn kan verlengen tot tien dagen, indien zij dit met het oog op de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de onderneming passend acht.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de kennisgeving en het kapitaalconserveringsplan, bedoeld in het vierde, onderscheidenlijk vijfde lid.
7.
Indien het naar het oordeel van de Nederlandsche Bank aannemelijk is dat de maatregelen in het kapitaalconserveringsplan de betrokken onderneming tijdig in staat stellen te voldoen aan het derde lid, keurt zij het plan goed. Indien de Nederlandsche Bank haar goedkeuring aan het plan onthoudt, legt zij de onderneming een verplichting op, inhoudende:
- a.
dat de onderneming uiterlijk op een voorgeschreven datum beschikt over een toetsingsvermogen van een voorgeschreven omvang; of
- b.
dat de onderneming een door de Nederlandsche Bank te bepalen gedragslijn volgt ten aanzien van het doen van uitkeringen voor zover die zouden leiden tot een aantasting van het kapitaal, bedoeld in artikel 25 van de verordening kapitaalvereisten, het toekennen of uitkeren van variabele beloningen of aanspraken daarop dan wel het doen van betalingen op kapitaalinstrumenten als bedoeld in artikel 52 van de verordening kapitaalvereisten.
8.
Onder uitkeringen als bedoeld in het eerste, tweede, of zevende lid, onderdeel b, worden mede begrepen de gevallen, bedoeld in artikel 141, tiende lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.