Einde inhoudsopgave
Besluit Fiscaal Bestuursrecht
§ 23 Ambtshalve verminderen of teruggeven (artikel 65 AWR)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 32829 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-26707)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2023, Stcrt. 2023, 32829 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-26707)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Informatieverplichting
Fiscaal bestuursrecht / Standpuntbepaling
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Aanslag
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
Fiscaal bestuursrecht / Bijstand en vertegenwoordiging
Belastingrecht algemeen / Organisatie Belastingdienst
Fiscaal bestuursrecht / Rente
- 1.
In artikel 65 AWR zijn de bevoegdheden van de inspecteur neergelegd om ambtshalve:
- a.
een onjuiste belastingaanslag te verminderen;
- b.
een onjuiste beschikking te verminderen;
- c.
een in de wet voorziene vermindering te verlenen;
- d.
een in de wet voorziene ontheffing te verlenen;
- e.
een in de wet voorziene teruggaaf te verlenen.
Deze bevoegdheden worden in dit besluit aangeduid met de term: vermindering of teruggaaf van belasting. De uitoefening van deze bevoegdheden wordt in dit besluit aangeduid als: ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting.
- 2.
Deze paragraaf bevat een uitputtende regeling van de gevallen waarin de inspecteur van deze bevoegdheden gebruikmaakt.
- 3.
Deze paragraaf is ook van toepassing op regelingen die onder het bereik van artikel 65 AWR zijn gebracht, zoals bijvoorbeeld de werknemersverzekeringen. Deze paragraaf is niet van toepassing als in de wet of in een op de wet gebaseerde ministeriële regeling regels voor ambtshalve verminderen of teruggeven zijn gesteld, zoals bijvoorbeeld in artikel 45aa van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001.
- 4.
Deze paragraaf verstaat onder de belanghebbende: de belastingplichtige, de inhoudingsplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald. Als zowel de belastingplichtige als de inhoudingsplichtige in beginsel in aanmerking komen voor een vermindering of teruggaaf van belasting, heeft uitsluitend de belastingplichtige aanspraak op die vermindering of die teruggaaf van belasting. Dit behoudens die gevallen waarin een wettelijke regeling een ander dan de belastingplichtige aanwijst.
- 5.
Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op:
- a.
De vaststelling en herziening van verliesbeschikkingen. Ondanks dat de ambtshalve vastgestelde en herziene beschikkingen niet voor bezwaar vatbaar zijn, staan de wettelijke bepalingen niet aan verliesverrekening in de weg. Een aldus vastgesteld verlies kan ook worden verrekend met inkomens of belastbare winsten die gelegen zijn buiten de vijfjaarstermijn, zoals bedoeld in het negende lid van deze paragraaf.
- b.
De herziening van voorheffingenbeschikkingen, indien het bedrag van de beschikking tot een te laag bedrag is vastgesteld. Met dien verstande dat als voor het doen van aangifte uitstel is verleend, de vijfjaarstermijn, zoals bedoeld in het negende lid van deze paragraaf, met de duur van dit uitstel wordt verlengd (vgl. artikel 25b, derde lid, Wet Vpb). Ondanks dat het ambtshalve verhogen van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen geen voor bezwaar vatbare beschikking is, staat dit niet in de weg aan verrekening van de aldus voortgewentelde voorheffingen in latere jaren.
- c.
De vaststelling of herziening van voorheffingenbeschikkingen in de bijzondere situatie dat door verliesverrekening met een voorafgaand jaar het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in dat voorafgaande jaar niet dan wel tot een te laag bedrag is vastgesteld en dat voorafgaande jaar gelegen is buiten de hiervoor in onderdeel b bedoelde termijn. In dat geval kan de inspecteur het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in het voorafgaande jaar toch alsnog ambtshalve vaststellen dan wel verhogen. Ondanks dat het ambtshalve alsnog vaststellen of verhogen van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen geen voor bezwaar vatbare beschikking is, staat dit niet in de weg aan verrekening van de aldus voortgewentelde voorheffingen in latere jaren.
- d.
De herziening van beschikkingen 30%-regeling in het voordeel van belanghebbende als bedoeld in artikel 10ei, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Waar in deze paragraaf wordt gesproken van ‘vermindering of teruggaaf van belasting’ of ‘het ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting’ moet in dat geval worden gelezen: herziening, onderscheidenlijk het herzien, van de beschikking 30%-regeling. In afwijking van het negende lid vervalt de aldaar bedoelde termijn door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de looptijd van de beschikking 30%-regeling eindigt dan wel zou eindigen volgens de nog af te geven herziene beschikking.
- 6.
De inspecteur verleent geen vermindering of teruggaaf als een verzoek om vermindering of teruggaaf betrekking heeft op een belastingaanslag of een beschikking, waarvoor:
- a.
de vereiste aangifte niet is gedaan; of
- b.
niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, 47, 47a, 49, 52, AWR, alsmede aan de verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, AWR, voor zover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen;
tenzij is gebleken dat en in hoeverre de belastingaanslag of de beschikking onjuist is.
- 7.
Vermindering of teruggaaf van belasting kan worden verleend:
- a.
uit eigen beweging:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien enig feit de conclusie rechtvaardigt dat belanghebbende hiervoor in aanmerking komt;
- b.
op verzoek:
De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien belanghebbende een verzoek hiertoe indient; of
- c.
naar aanleiding van een niet-ontvankelijk bezwaarschrift of verzoek:
De inspecteur behandelt een bezwaarschrift of in de wet voorzien verzoek dat wegens termijnoverschrijding of andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk is, als een verzoek om ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting. De inspecteur verleent ambtshalve de vermindering of teruggaaf van belasting waarvoor belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt bij de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken.
- 8.
De inspecteur verleent geen vermindering of teruggaaf van belasting:
- a.
als belanghebbende er niet redelijkerwijs voor in aanmerking komt (zie onder 10 en 11 in deze paragraaf);
- b.
als er sprake is van nieuwe jurisprudentie of nieuw beleid (zie onder 12, 13 en 14 in deze paragraaf);
- c.
in gevallen waarin de belanghebbende bij de aangifte of op een ander wettelijk voorgeschreven moment een verzoek had moeten doen of een keuze had moeten maken voor toepassing van een fiscale faciliteit. Een dergelijk verzoek kan niet meer succesvol worden gedaan en een dergelijke keuze kan niet meer succesvol worden gemaakt nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan, dan wel de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken. Voor de toepassing van deze bepaling wordt een verzoek om teruggaaf of vermindering in de zin van de belastingwet, niet aangemerkt als verzoek om een fiscale faciliteit; of
- d.
als de inspecteur een wijze van verzoeken heeft voorgeschreven en het verzoek om vermindering of teruggaaf van belasting niet volgens die wijze is gedaan en de indiener dit verzuim niet binnen een door de inspecteur gestelde termijn heeft hersteld (zie artikel 4:5, eerste lid, Awb).
- 9.
De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting vervalt:
- a.
voor aanslagbelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Bij afwijkende tijdvakken gaat deze termijn lopen na afloop van het boekjaar of belastingtijdvak. Bij tijdstipbelastingen gaat de termijn lopen vanaf het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan; of
- b.
voor aangiftebelastingen door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggaaf betrekking heeft.
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift is artikel 6:11 Awb van overeenkomstige toepassing (artikel 60 AWR).
- 10.
Als de inspecteur voornemens is op grond van bepaalde feiten ambtshalve vermindering of teruggaaf van belasting te verlenen, maar hij kennisneemt van andere feiten waardoor hij vermoedt dat de belasting onjuist is berekend, houdt hij daarmee bij het verminderen of teruggeven van belasting rekening.
- 11.
In gevallen waarin ter zake van enig feit ten onrechte belasting is geheven en waarin als gevolg van die heffing een belasting (ook al betreft deze een ander dan belanghebbende) ter zake van datzelfde feit niet is geheven en ook niet meer kan worden geheven, verleent de inspecteur slechts ambtshalve vermindering of teruggaaf voor zover het bedrag van de eerstgenoemde belasting het bedrag van de andere belasting te boven gaat.
- 12.
Een arrest van de Hoge Raad dan wel een beleidsbesluit mijnerzijds waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van een vermindering of teruggaaf van belasting indien de belastingaanslag, de voldoening op aangifte of de afdracht op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop het arrest door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk vóór de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij ik op dit punt een afwijkende regeling heb getroffen.
- 13.
Bij een verzoek om ambtshalve verminderen of teruggeven van belasting beoordeelt de inspecteur het verzoek aan de hand van wet, jurisprudentie en beleid zoals die golden voor de beschikking (meestal de belastingaanslag) waarop het verzoek betrekking heeft, op de dag voorafgaand aan de dag waarop de beschikking onherroepelijk vast is komen te staan. Dit houdt in dat nieuwe jurisprudentie (jurisprudentie gewezen vanaf het moment dat de beschikking onherroepelijk vaststond) in beginsel geen aanleiding vormt om ambtshalve op deze beschikking terug te komen. Dit is slechts anders als ik een afwijkende regeling heb getroffen. Ook kan er aanleiding zijn om alsnog ambtshalve tegemoet te komen als uit de nieuwe jurisprudentie expliciet blijkt dat de inspecteur in een gelijk geval tegen beter weten in heeft geprocedeerd en dus wist of behoorde te weten dat hij in de procedure een onjuist standpunt innam. In het algemeen zal dit blijken uit een overweging van de rechter.
Een uitspraak van een rechtbank of gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting. Dit lijdt evenwel uitzondering als ik kenbaar heb gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden genomen. Het gestelde in deze paragraaf onder 12 is dan van overeenkomstige toepassing.
- 14.
Het bepaalde onder 12 en 13 in deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op uitspraken van het HvJ EU alsmede op rechterlijke uitspraken van andere supranationale colleges. Het vorenstaande vindt geen toepassing voor zover het arrest HvJ EU van 13 januari 2004, ECLI:EU:C:2004:17 (Kühne & Heitz) en de daarop gebaseerde latere jurisprudentie tot een gunstiger resultaat leidt.
- 15.
Er kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarin de inspecteur moet afwijken van de in dit onderdeel opgenomen regeling. Het gaat daarbij om de volgende gevallen.
- a.
De inspecteur is verplicht op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een vermindering of teruggaaf ambtshalve te verlenen.
Voorbeeld 1:
Een belastingplichtige heeft afgezien van het instellen van bezwaar of beroep op grond van de toezegging van de inspecteur dat de aan de belastingplichtige opgelegde aanslag zal worden verminderd indien de fiscus in een procedure betreffende een ander belastingjaar over een soortgelijk geval bij dezelfde belastingplichtige in het ongelijk wordt gesteld. Nadat de uitspraak van de rechter in de procedure onherroepelijk is geworden komt de inspecteur tot de conclusie dat de belastingplichtige op grond van die uitspraak in aanmerking komt voor vermindering van de hem opgelegde aanslag. Inmiddels is de termijn voor het verlenen van ambtshalve vermindering (zie deze paragraaf onder 9) verstreken. De inspecteur heeft de belastingplichtige evenwel toegezegd dat de aanslag zal worden verminderd. Het vertrouwensbeginsel noopt de inspecteur tot het verlenen van de toegezegde vermindering.
Voorbeeld 2:
Belastingplichtige en de inspecteur verschillen van mening over de vraag in welk jaar of in welk belastingmiddel een inkomensbestanddeel begrepen dient te worden. Er wordt een procedure gevoerd over het ene jaar of middel, en er wordt tevens, al dan niet door de belastingplichtige aangegeven, ter behoud van rechten geheven in het andere jaar of middel.
Als de inspecteur in de procedure in het gelijk wordt gesteld noopt het zorgvuldigheidsbeginsel de inspecteur tot het verlenen van een teruggaaf van de ten onrechte geheven belasting in het andere jaar of middel, ongeacht de hiervoor onder 9 bedoelde vijfjaarstermijn.
- b.
Als ik in een beleidsbesluit een bijzondere regeling heb getroffen, zoals bijvoorbeeld in het Besluit onderlinge overlegprocedures.
- 16.
Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op onterecht teruggevorderde staatssteun als bedoeld in artikel 20a AWR. De inspecteur verleent ambtshalve teruggaaf van ten onrechte teruggevorderde staatssteun, ook als de hiervoor bedoelde vijfjaarstermijn inmiddels is verstreken.