Einde inhoudsopgave
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
Artikel 8 [Begrip inkomen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stcrt. 2024, 17898 (uitgifte: 05-06-2024, regelingnummer: 2024-0000140984)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2024, Stcrt. 2024, 17898 (uitgifte: 05-06-2024, regelingnummer: 2024-0000140984)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid (V)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid bijstand / Algemene bijstand
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan:
- a.
voor de werkloze werknemer en de echtgenoot: de som van het inkomen uit arbeid of overig inkomen van hemzelf en zijn echtgenoot;
- b.
voor de alleenstaande werkloze werknemer: zijn inkomen uit arbeid of overig inkomen.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid gedurende zes maanden tot 25 procent van dit inkomen, met een maximum van € 427,02 per maand, voor zover een uitkering wordt ontvangen en dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat wordt verstaan onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
4.
Het bedrag, genoemd in het tweede lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel n van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
5.
In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van dit inkomen, met een maximum van € 266,59 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij een uitkering ontvangt, ingeval:
- a.
hij de volledige zorg heeft voor zijn kind tot 12 jaar,
- b.
de periode van zes maanden, bedoeld in het tweede lid, is verstreken, en
- c.
dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
6.
Het bedrag, genoemd in het vijfde lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel r, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
7.
In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van dit inkomen uit arbeid, met een maximum van € 269,05 per maand, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het tweede of vijfde lid van toepassing is.
8.
Het bedrag, genoemd in het zevende lid, wordt gewijzigd met ingang van de dag waarop het in artikel 31, tweede lid, onderdeel y, van de Participatiewet genoemde bedrag wordt gewijzigd. Het gewijzigde bedrag, wordt, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
9.
In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 170,18 per maand, gedurende een periode van twaalf maanden nadat de periode van zes maanden, bedoeld in het tweede lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het zevende lid van toepassing is.
10.
In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 170,18 per maand, nadat de periode van twaalf maanden, bedoeld in het negende lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt en het college gelet op de in de persoon gelegen omstandigheden een uitbreiding van zijn arbeidsomvang niet mogelijk acht.
11.
De bedragen, genoemd in het negende en tiende lid, worden gewijzigd met ingang van de dag waarop de in artikel 31, tweede lid, onderdelen z en aa, van de Participatiewet genoemde bedragen worden gewijzigd. De gewijzigde bedragen worden, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.