Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 15-04-2024
- Bronpublicatie:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Inwerkingtreding
15-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij geen vergunning aan een beleggingsmaatschappij die geen beheermaatschappij heeft aangewezen, tenzij de beleggingsmaatschappij beschikt over een toereikend aanvangskapitaal van ten minste 300 000 EUR.
Wanneer een beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij met een vergunning heeft aangewezen, zijn bovendien krachtens deze richtlijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- a)
de vergunning wordt niet verleend tenzij de vergunningsaanvraag vergezeld gaat van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beleggingsmaatschappij wordt vermeld;
- b)
de bestuurders van de beleggingsmaatschappij staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type werkzaamheden dat door de beleggingsmaatschappij wordt verricht, en te dien einde: moeten de identiteit van de bestuurders van de beleggingsmaatschappij, alsook elke vervanging van deze bestuurders onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten worden gemeld; moet over de uitoefening van de werkzaamheden van een beleggingsmaatschappij worden beslist door ten minste twee natuurlijke personen die aan dergelijke voorwaarden voldoen en die voltijds in dienst zijn van die beleggingsmaatschappij dan wel bij het dagelijks bestuur betrokken leden of leden van het leidinggevend orgaan van de beleggingsmaatschappij zijn die zich voltijds inzetten voor de uitoefening van de werkzaamheden van die beleggingsmaatschappij en in de Unie woonachtig zijn; en wordt onder bestuurders degenen verstaan die krachtens de wet of statuten de beleggingsmaatschappij vertegenwoordigen of feitelijk het beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen;
- c)
wanneer nauwe banden bestaan tussen de beleggingsmaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beleggingsmaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij verlangen van beleggingsmaatschappijen dat zij hen de informatie verstrekken die zij nodig hebben.
2.
Wanneer de beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij heeft aangewezen, wordt de beleggingsmaatschappij er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van de vergunning wordt met redenen omkleed.
3.
Wanneer de vergunning wordt verleend, mag de beleggingsmaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
4.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beleggingsmaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:
- a)
binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteit gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;
- b)
de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
- c)
niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;
- d)
de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of
- e)
in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.
5.
Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter specificering van:
- a)
de informatie die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beleggingsmaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden, en
- b)
de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichtstaken van de bevoegde autoriteit uit hoofde van lid 1, onder c).
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.
6.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de verstrekking van de informatie in lid 5, alinea 1, onder a).
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.