Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Bijlage 2.23.1
Geldend
Geldend van 01-05-2024 tot 01-01-2029. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-02-2024
- Bronpublicatie:
29-04-2024, Stcrt. 2024, 14139 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: WJZ/52774010)
- Inwerkingtreding
01-05-2024, terugwerkend tot: 01-02-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2024, Stcrt. 2024, 14139 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: WJZ/52774010)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
behorende bij artikel 2.23.6 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Onderdeel 1
Op grond van artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies wordt een aanvraag om subsidie afgewezen als de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd. Om aan te tonen dat een subsidie nodig is, wordt een onrendabele topberekening gevraagd. Uit deze berekening moet blijken dat de onrendabele top niet lager is dan 25% van de subsidiabele kosten. Voor de onrendabele topberekening wordt in deze bijlage de berekeningsmethode en een aantal te hanteren uitgangspunten gedefinieerd.
Berekeningsmethode
De onrendabele top is gelijk aan de negatieve Netto Contante Waarde van de investering over de exploitatieduur van het project vanaf het moment dat het warmtenet wordt aangelegd. De Netto Contante Waarde (NCW) wordt berekend met de volgende formule:
Waarbij
Ot= Opbrengsten vanuit glastuinbouwafnemers in jaar t
Ut= Uitgaven ten behoeve van glastuinbouwafnemers in jaar t
i= Discontovoet (WACC voor belasting)
T= Exploitatieduur
Voor de berekening worden, in lijn met het subsidiedoel genoemd in artikel 2.23.2, alleen de uitgaven ten behoeve van en opbrengsten vanuit de glastuinbouw in aanmerking genomen. Wanneer een warmtenet wordt aangelegd waarbij er zowel glastuinbouwafnemers als andere afnemers zijn, worden alleen de uitgaven ten behoeve van en opbrengsten vanuit de glastuinbouwafnemers beschouwd. Voor investeringen betekent dit dat de investeringen naar rato van de capaciteit van de betreffende onderdelen van het warmtenet worden toegerekend. Hiervoor geldt hetgeen vermeld in artikel 2.23.4, derde lid.
Algemene uitgangspunten
T | Minimaal 15 jaar | |
i | Maximaal 6,8% |
Op de jaarlijkse uitgaven en opbrengsten wordt een indexatie toegepast van 2%.
Er wordt in de berekening rekening gehouden met de af te dragen vennootschapsbelasting.
Opbrengsten
De opbrengsten in het jaar t (Ot...) zijn gelijk aan:
Ot = TTt + AVt + OSt + (Ovar x Qt) + Ovast
Waarbij
TTt = Transporttarief in jaar t;
AVt = Aansluitvergoeding in jaar t;
OSt = Overige subsidies in jaar t;
Ovar = Variabele opbrengsten in € / GJ geleverd;
Qt = hoeveelheid geleverde warmte in GJ in jaar t;
Ovast = overige inkomsten in jaar t.
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunt | |
---|---|
TTt | Minimaal € 30.000 per MW, waarbij (TTt x aansluitcapaciteit) minimaal € 9.000 per hectare is |
AVt | Minimaal € 6.000 per aansluiting |
Ovar | Indien er in de business case van de aanvrager netto opbrengsten per GJ bestaan dan worden die meegenomen in de berekening |
Ovast | Indien er in de business case van de aanvrager overige opbrengsten bestaan dan worden die meegenomen in de berekening |
Ost | Bijdragen van gemeenten, provincies, waterschappen en van openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen' |
Uitgaven
De totale uitgaven in het jaar t (Ut) zijn gelijk aan:
Ut = OKt + AKt + WVt + OPt + ALt
Waarbij:
OKt = Onderhoudskosten in jaar t;
AKt = Administratieve lasten in jaar t;
WVt = Kosten van warmteverliezen in jaar t;
OPt = Opstalrechten en precario in jaar t;
ALt = investeringen in jaar t.
Bij de berekening van de uitgaven gelden de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunt | |
---|---|
OKt | Voor leidingen: maximaal 1% van de subsidiabele investeringskosten Voor overdrachtsstations: maximaal 3% van de subsidiabele investeringskosten Voor warmteopslag, maximaal 1,5% van de investering |
AKt | Geen vast uitgangspunt, waarde onderbouwen in projectplan |
WVt | De kosten van warmteverliezen worden als volgt bepaald: WVt = P x QDV Waarbij: P = productie- of inkoopprijs van warmte in €/GJ, waarbij de maximumwaarde voor P het minimum is van a) het laatst gepubliceerde basisbedrag voor diepe geothermie in Euro per kWh onder het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie (SDE++ regeling) of, indien dit lager is, b) het laatst gepubliceerde correctiebedrag voor diepe geothermie in Euro per kWh onder Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie QDV = warmteverlies in GJ/jaar, bepaald door Waarbij: L = Leidinglengte (m) U = warmteverlies coëfficiënt van de leiding (W/(m¹K) Tomgeving = temperatuur van de omliggende omgeving, voor ondergrond wordt een waarde van 12°C aangehouden. |
OPt | Jaarlijks: maximaal 6% van de grondprijs per jaar en een maximale grondprijs van € 100.000,- per hectare Eénmalig: Maximaal € 3,68 per m2 afsluitvergoeding opstalrecht. |
Alt | Subsidiabele kosten zoals opgenomen in de mijlpalenbegroting als bedoeld in artikel 2.23.9, tweede lid, onderdeel b, onder 2◦. |
Onderdeel 2
In dit onderdeel is uitgewerkt welke documenten van het voorlopig – of definitieve ontwerp, als bedoeld in artikel 2.23.9, tweede lid, onderdeel c, dienen te worden aangeleverd. Dit ontwerp moet minimaal bestaan uit de volgende onderdelen en dient aangeleverd te worden in PDF-format.
- 1.
De afbakening van het aan te sluiten gebied met een gedetailleerde weergave van de begrenzing van het aan te sluiten gebied en de aan te leggen infrastructuur. De bestaande infrastructuur van het gebied moet opgenomen worden in deze tekening.
- 2.
Tekening met leidingligging en warmteoverdrachtstations in het x-y vlak, afgestemd op andere ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur. De afstemming op andere boven- en ondergrondse infrastructuur moet blijken uit de ontwerptekening en/of uit een aparte toelichting op de ontwerptekening.
- 3.
De tekening bevat de leidingdelen ten behoeve van levering aan glastuinbouwondernemingen en/of overige aansluitingen (niet-subsidiabel). Voor alle leidingdelen dient een duidelijke nummering/labeling aangegeven te worden op de tekening die ook gehanteerd wordt in de uitsplitsing van de kosten zoals bedoeld in artikel 2.23.4, derde lid en in de begroting, zodat dit herleidbaar is.
- 4.
Een tekening met de fasering van de bouw van het warmtenet. De fases dienen overeen te komen met de fasering die in het projectplan is opgenomen voor de mijlpalen. De fasering mag ook in een andere tekening verwerk worden, mits dit duidelijk is aangegeven.
- 5.
Het ontwerp van de aansluitingen van de afnemers. Hierin wordt minimaal inzichtelijk gemaakt het leidingverloop op het terrein van de afnemer en de demarcatie tussen de leidingen die behoren bij het aan te leggen warmtenet en de leidingen en installaties van de afnemer.
- 6.
Risico-inventarisatie ondergrond waaruit blijkt welke risico's zich mogelijk aandienen bij het aanleggen van de leidingdelen. Denk aan risico's rond drukte in de ondergrond, complexe kruisingen, archeologie, explosieven, bomen, bodemverontreiniging. De risico's worden gescoord op kans en impact.