Einde inhoudsopgave
Besluit Wfsv
Artikel 2.25 Aanwijzing persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als arbeidsbeperkte met beoordeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 28-10-2016
- Bronpublicatie:
20-12-2016, Stb. 2016, 536 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017, terugwerkend tot: 28-10-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2016, Stb. 2016, 536 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen:
- a.
de persoon die op de laatste dag van de periode waarin hij onderwijs genoot, deel uitmaakt van de doelgroep van de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, en van wie op eigen verzoek op of na 18 juli 2015 door UWV het arbeidsvermogen is beoordeeld en door UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet;
- b.
de persoon, die op 31 december 2014 een geldende indicatiebeschikking had op grond van artikel 11 van de Wet sociale werkvoorziening zoals die wet op die dag luidde, waarvan de geldigheid op of na 1 januari 2015 is verstreken en die geen geïndiceerde is blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening, zoals die wet met ingang van 1 januari 2015 luidt;
- c.
de persoon, die op of na 1 juli 2015 een aanvraag heeft ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Hoofdstuk 1A van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en van wie door UWV is vastgesteld dat hij niet een jonggehandicapte is als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet, en dat hij tevens niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet;
- d.
de persoon, niet zijnde een persoon als bedoeld in onderdeel a, b of c, die door het college wordt ondersteund bij de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, van wie op eigen verzoek door UWV is beoordeeld en door UWV is vastgesteld dat hij wegens ziekte of gebrek niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
2.
Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen de persoon die in de periode van 10 september 2014 tot en met 17 juli 2015 het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde onderwijs geheel of gedeeltelijk genoot en in die periode tevens dat onderwijs heeft beëindigd, zolang die persoon nog niet door UWV is beoordeeld en nog niet door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
3.
Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen de persoon die in de periode van 10 september 2014 tot en met 31 december 2014 de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde aanvraag heeft ingediend voor een recht op arbeidsondersteuning op grond van Hoofdstuk 2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, maar van wie door UWV is vastgesteld dat geen recht op arbeidsondersteuning is ontstaan, zolang die persoon nog niet door UWV is beoordeeld en nog niet door UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
4.
Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen de persoon die in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015 de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde aanvraag heeft ingediend voor een recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Hoofdstuk 1A van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, maar van wie door UWV is vastgesteld dat hij niet een jonggehandicapte is als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet, zolang die persoon nog niet door UWV is beoordeeld en nog niet door UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
5.
Als een persoon die voldoet aan een vastgestelde indicatie als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel d, van de Wfsv, wordt aangewezen de persoon die voor 10 september 2014 een aanvraag heeft ingediend voor een recht op arbeidsondersteuning op grond van Hoofdstuk 2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten maar van wie door UWV heeft vastgesteld dat geen recht op arbeidsondersteuning is ontstaan op grond van het enkele feit dat die persoon voor 1 januari 2015 de leeftijd van achttien jaar, bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, onderdeel c, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, nog niet heeft bereikt, zolang die persoon nog niet door UWV is beoordeeld en nog niet door UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.