Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/796 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie
Artikel 65 Uitvoering en controle van de begroting
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
EU-recht / Instituties
Informatierecht / Europees informatierecht
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
De uitvoerend directeur voert de begroting van het Bureau uit.
2.
Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op elk afgesloten begrotingsjaar, stelt de rekenplichtige van het Bureau de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettaire en financiële beheer van dat begrotingsjaar ter kennis van de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 147 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
3.
Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op elk begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Bureau samen met het verslag over het budgettaire en financiële beheer van dat begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
De Rekenkamer onderzoekt deze rekeningen overeenkomstig artikel 287 VWEU. De Rekenkamer publiceert elk jaar een verslag van de activiteiten van het Bureau.
4.
Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Bureau op grond van artikel 148 van Verordening (EU Euratom) nr. 966/2012 maakt de rekenplichtige de definitieve rekeningen van het Bureau op. De uitvoerend directeur legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.
5.
De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Bureau.
6.
Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op elk begrotingsjaar dient de rekenplichtige de definitieve rekeningen en het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
7.
De definitieve rekeningen van het Bureau worden gepubliceerd.
8.
De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op elk begrotingsjaar een antwoord op de door haar geformuleerde opmerkingen. Hij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur en de Commissie.
9.
De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU Euratom) nr. 966/2012, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.
10.
Vóór 15 mei van het jaar N + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van begrotingsjaar N.