Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties
Slotartikel
Geldend
Geldend vanaf 17-09-1946
- Bronpublicatie:
13-02-1946, Stb. 1948, I 224 (uitgifte: 25-06-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-09-1946
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-1960, Trb. 1960, 33 (uitgifte: 01-01-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Internationaal publiekrecht / Algemeen
§ 31.
Dit Verdrag wordt aan alle Leden van de Verenigde Naties voor toetreding voorgelegd.
§ 32.
De toetreding zal geschieden door het nederleggen van een akte bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en het Verdrag zal ten aanzien van ieder Lid in werking treden op de datum, waarop de akte van toetreding zal zijn nedergelegd.
§ 33.
De Secretaris-Generaal zal alle Leden van de Verenigde Naties in kennis stellen met het nederleggen van iedere toetreding.
§ 34.
Het is wel verstaan, dat, wanneer een akte van toetreding namens een Lid wordt nedergelegd, dit Lid krachtens zijn eigen recht in staat zal zijn aan de bepalingen van dit Verdrag uitvoering te geven.
§ 35.
Dit Verdrag zal van kracht blijven tussen de Verenigde Naties en ieder Lid, dat een akte van toetreding heeft nedergelegd, zolang dit Lid Lid blijft van de Verenigde Naties, of wel totdat een herzien algemeen Verdrag door de Algemene Vergadering zal zijn goedgekeurd en dit Lid partij zal zijn geworden bij dit herziene Verdrag.
§ 36.
De Secretaris-Generaal kan met een of meer Leden aanvullende regelingen sluiten, waarbij de bepalingen van dit Verdrag, voor zover dit Lid of deze Leden betreffende, worden aangepast. Deze aanvullende regelingen zullen in ieder bijzonder geval onderworpen zijn aan de goedkeuring van de Algemene Vergadering.