Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 67 Betaalbaarstelling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
08-11-2023, Stb. 2023, 417 (uitgifte: 21-11-2023, kamerstukken: 36415)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2023, Stb. 2023, 437 (uitgifte: 05-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
1.
Het UWV betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat. De betaling geschiedt in termijnen van een kalendermaand.
2.
Het UWV schort de betaling van de uitkering op of schorst de betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat:
- a.
het recht op uitkering niet of niet meer bestaat;
- b.
recht op een lagere uitkering bestaat;
- c.
de persoon, die recht heeft op een uitkering of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting als bedoeld in artikel 27, 28, 29 of 30 of een instelling als bedoeld in artikel 71 een verplichting als bedoeld in artikel 27, niet of niet behoorlijk is nagekomen.
3.
Indien de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
4.
Wanneer de persoon, die recht heeft op een uitkering op grond van deze wet, een ander machtigt om de uitkering in ontvangst te nemen, onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan gevolg gegeven met ingang van een betalingstermijn, aanvangende na de dag waarop de machtiging wordt ingediend, onderscheidenlijk waarop van haar intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag van de tweede maand na de dag van indiening onderscheidenlijk intrekking van die machtiging.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de betaalbaarstelling van de uitkeringen op grond van deze wet door organen die belast zijn met de uitbetaling van invaliditeitsuitkering of pensioen uit andere hoofde dan op grond van deze wet.
6.
Het UWV kan onder door hem te stellen voorwaarden, op verzoek van de in het vijfde lid bedoelde organen, gelijktijdig met een uitkering op grond van deze wet, invaliditeitsuitkeringen of pensioenen verschuldigd door die organen, betaalbaar stellen.