Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012
Artikel 55 Procedure voor verlening en weigering van een vergunning voor het verlenen van bancaire nevendiensten
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2024
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2845 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2845)
- Inwerkingtreding
16-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2845 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2845)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De CSD dient haar aanvraag voor een vergunning voor het aanwijzen van een kredietinstelling of een CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten of voor een vergunning om zelf alle bancaire nevendiensten te verrichten, als vereist uit hoofde van artikel 54, in bij de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van herkomst.
2.
De aanvraag bevat alle nodige informatie op grond waarvan de bevoegde autoriteit zich ervan kan vergewissen dat de CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten op het tijdstip van de vergunning alle nodige regelingen hebben getroffen om te voldoen aan de in deze verordening neergelegde verplichtingen. De aanvraag bevat een operationeel programma met de beoogde bancaire nevendiensten, de organisatiestructuur van de betrekkingen tussen de CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten en de wijze waarop die CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling of CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten, voornemens zijn aan de prudentiële vereisten van artikel 59, leden 1, 3, 4 en 4 bis, en aan de andere voorwaarden van artikel 54 te voldoen.
3.
De bevoegde autoriteit past de procedure van artikel 17, leden 3 en 8, toe.
4.
Vanaf het tijdstip waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd, zendt de bevoegde autoriteit alle in de aanvraag opgenomen informatie toe aan de volgende autoriteiten:
- a)
de relevante autoriteiten;
- b)
de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 40), van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- c)
de bevoegde autoriteiten in de lidstaten waar de CSD interoperabele koppelingen met een andere CSD heeft ingesteld, tenzij de CSD interoperabele koppelingen als bedoeld in artikel 19, lid 5, heeft ingesteld;
- d)
de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van ontvangst waar de activiteiten van de CSD van substantieel belang zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in de zin van artikel 24, lid 4;
- e)
de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de deelnemers van de CSD die gevestigd zijn in de drie lidstaten met de grootste afwikkelingswaarden binnen het afwikkelingssysteem van de CSD, op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar;
- f)
de ESMA, en
- g)
de EBA.
5.
De in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten brengen binnen twee maanden na ontvangst van de in dat lid bedoelde informatie een gemotiveerd advies over de vergunning uit. Indien een autoriteit niet binnen deze termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.
Indien een in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteit een negatief gemotiveerd advies uitbrengt, legt de bevoegde autoriteit die voornemens is de vergunning te verlenen de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten binnen één maand na ontvangst van dat negatieve advies, een gemotiveerde reactie op het negatief advies voor.
Indien een van de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten binnen één maand na voorlegging van die gemotiveerde reactie een negatief advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit niettemin voornemens is de vergunning te verlenen, kan iedere autoriteit die een negatief advies heeft uitgebracht, de zaak voor bijstand naar de ESMA doorverwijzen uit hoofde van artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
De bevoegde autoriteit stelt de in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten onverwijld in kennis van de resultaten van de vergunningsprocedure, met inbegrip van eventuele verhelpende maatregelen.
Indien de zaak 30 dagen na te zijn voorgelegd aan de ESMA niet is geschikt, dan neemt de bevoegde autoriteit die de vergunning wil verlenen, het definitieve besluit en stelt zij de in lid 4, onder a) tot en met e), bedoelde autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.
Indien de bevoegde autoriteit de vergunning wil weigeren, wordt de zaak niet aan de ESMA voorgelegd.
In negatieve adviezen worden schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen opgegeven waarom niet aan de vereisten van deze verordening of van andere delen van het Unierecht wordt voldaan.
6.
Indien de ESMA van oordeel is dat de bevoegde autoriteit een vergunning heeft verleend die wellicht niet in overeenstemming is met het Unierecht, handelt zij overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
7.
De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB en met de EBA, ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de informatie die de CSD aan de bevoegde autoriteit moet verstrekken teneinde de vergunningen voor het verrichten van bancaire nevendiensten van afwikkeling te verkrijgen.
De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juni 2015 aan de Commissie voor.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.
8.
De ESMA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de leden van het ESCB en met de EBA, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot vaststelling van standaardformulieren, modellen en procedures voor de raadpleging van de in lid 4 bedoelde autoriteiten voordat de vergunning wordt verleend.
De ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 juni 2015 aan de Commissie voor.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.