Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012
Artikel 57 Intrekking van een vergunning
Geldend
Geldend vanaf 17-09-2014
- Bronpublicatie:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 909/2014)
- Inwerkingtreding
17-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 909/2014)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Onverminderd eventuele verhelpende maatregelen of maatregelen uit hoofde van titel V, trekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD, de in artikel 54 bedoelde vergunningen in elk van de volgende omstandigheden in:
- a)
indien de CSD binnen twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk afstand doet van de vergunning of indien de aangewezen kredietinstelling gedurende de voorafgaande zes maanden geen diensten of activiteiten heeft verricht;
- b)
indien de CSD de vergunning door het afleggen van valse verklaringen of op andere onrechtmatige wijze heeft verkregen;
- c)
indien de CSD of de aangewezen kredietinstelling niet langer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en niet binnen een bepaalde termijn de door de bevoegde autoriteit gevraagde verhelpende maatregelen heeft genomen;
- d)
indien de CSD of de aangewezen kredietinstelling ernstig en systematisch de in deze verordening neergelegde vereisten heeft geschonden.
2.
Zodra een bevoegde autoriteit kennis krijgt van een van de in lid 1 bedoelde omstandigheden, raadpleegt zij onmiddellijk de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten over de noodzaak om de vergunning in te trekken.
3.
De ESMA, elke onder a) van artikel 12, lid 1, bedoelde autoriteit en elke in artikel 60, lid 1, bedoelde autoriteit of, respectievelijk, de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten kunnen op elk moment de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD, verzoeken na te gaan of de CSD en, indien van toepassing, de aangewezen kredietinstelling nog steeds voldoen aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend.
4.
De bevoegde autoriteit kan de intrekking beperken tot een bepaalde dienst, een bepaalde activiteit of een bepaald financieel instrument.
5.
In geval van intrekking van de vergunning als bedoeld in lid 1, zorgen een CSD en de aangewezen kredietinstelling voor de invoering, toepassing en instandhouding van een adequate procedure voor een tijdige en ordelijke afwikkeling en overboeking van de activa van cliënten en deelnemers naar een andere afwikkelende instantie.