Einde inhoudsopgave
Besluit personenvervoer 2000
Artikel 81
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2011
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 81 vernummerd tot art. 77.
- Bronpublicatie:
16-10-2009, Stb. 2009, 472 (uitgifte: 20-11-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-09-2011, Stb. 2011, 422 (uitgifte: 30-09-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
De vervoerder die taxivervoer verricht, gebruikt ten behoeve van een deugdelijke registratie van de gegevens, bedoeld in artikel 79, derde tot en met vijfde lid, een door Onze Minister verstrekte ondernemerskaart.
2.
De erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet gebruikt ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van de boordcomputer een door Onze Minister verstrekte keuringskaart.
3.
Met het besturen van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, wordt slechts diegene belast, die in het bezit is van een geldige, behoorlijk leesbare, door Onze Minister verstrekte chauffeurskaart.
4.
Voor bij ministeriële regeling aan te wijzen soorten taxidiensten waarbij gedurende een bepaalde periode meermalen taxivervoer wordt verricht volgens een schriftelijke overeenkomst waarin tarieven zijn vastgelegd, kan in de plaats van de in het derde lid bedoelde chauffeurskaart volstaan worden met een chauffeurskaart onder beperkingen.
5.
De bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, is in het bezit van een door Onze Minister verstrekte chauffeurskaart of chauffeurskaart onder beperkingen en gebruikt deze kaart ten behoeve van een deugdelijke registratie van de gegevens, bedoeld in artikel 79, derde tot en met vijfde lid.
6.
Ten behoeve van het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens het vierde lid, is in een auto waarmee een in het vierde lid bedoelde taxidienst wordt verricht het deel van de administratie aanwezig waarmee kan worden aangetoond dat daadwerkelijk de in het vierde lid bedoelde soort taxidienst wordt verricht.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen eisen gesteld worden aan het deel van de administratie, bedoeld in het zesde lid.
8.
Ingeval van verlies, diefstal, beschadiging of een defect van de ondernemerskaart respectievelijk de chauffeurskaart geldt in plaats van de verplichtingen, bedoeld in het eerste en vijfde lid, het bij ministeriële regeling bepaalde.