Einde inhoudsopgave
Besluit personenvervoer 2000
Artikel 82
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2019
- Bronpublicatie:
26-06-2019, Stb. 2019, 242 (uitgifte: 09-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2019, Stb. 2019, 296 (uitgifte: 18-09-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
Bij de aanvraag voor de chauffeurskaart worden de volgende documenten overgelegd:
- a.
een rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een door het bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs, dat geldig is voor het besturen van het motorrijtuig waarmee wordt gereden;
- b.
een geneeskundige verklaring die niet ouder is dan vier maanden, die voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 74, eerste lid;
- c.
een met het oog op het uitoefenen van het beroep van taxichauffeur verleende verklaring omtrent het gedrag overeenkomstig de bepalingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan vier maanden;
- d.
een door Onze Minister erkend getuigschrift van met goed gevolg afgelegde examens waarbij ten minste de kennis is vastgesteld van de door Onze Minister vastgestelde onderwerpen, waarbij onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende soorten taxidiensten;
- e.
een niet beschadigde, recente, goed gelijkende pasfoto van de aanvrager, die voldoet aan alle acceptatiecriteria zoals die zijn opgenomen in de bij de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 behorende fotomatrix.
2.
Op de aanvrager die woonachtig is in een andere lidstaat dan Nederland, dan wel een andere staat die partij is bij de EER, is voor wat betreft de verklaring omtrent het gedrag, artikel 22, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het document of de verklaring niet ouder is dan vier maanden.
3.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald van welke onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, vrijstelling kan worden verleend.
4.
Onze Minister kan onder voorwaarden en beperkingen vrijstelling verlenen van de verplichting om het getuigschrift, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, over te leggen.
5.
Indien naar het oordeel van Onze Minister niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen, bedoeld in het vierde lid, kan de vrijstelling worden ingetrokken.
6.
Indien Onze Minister vermoedt dat de bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een geneeskundige verklaring of een verklaring omtrent het gedrag, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, respectievelijk c, kan Onze Minister verlangen dat die bestuurder zich binnen een door hem vast te stellen termijn aan een nieuw geneeskundig onderzoek onderwerpt, respectievelijk opnieuw verzoekt om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. De bestuurder overlegt binnen een door Onze Minister vast te stellen termijn de nieuwe geneeskundige verklaring of de nieuwe verklaring omtrent het gedrag.
7.
Een aanvrager van een chauffeurskaart die voorafgaand aan de verlening van die chauffeurskaart in het bezit is van een geldige chauffeurskaart, hoeft bij zijn aanvraag geen verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, te overleggen, onverminderd de bevoegdheid om opnieuw afgifte van een verklaring omtrent het gedrag te verlangen, bedoeld in het zesde lid.