FED 1995/379
Samenstelling van de groep van gevallen waarop meerderheidstoets wordt toegepast; voortgaande verfijning BNB 1992/294 en BNB 1992/295. Beoordeling van een beroep op het gelijkheidsbeginsel geschiedt aan de hand van de zogeheten meerderheidstoets (BNB 1992/294 en 295): beslissend is of in een meerderheid van overigens vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven; tot die meerderheid behoren echter niet alleen de gevallen waarin de van de wet afwijkende behandeling berust op beleid of op een oogmerk tot begunstiging, maar ook de gevallen waarin die afwijkende behandeling het gevolg is van door de inspecteur bij aanslagregeling gemaakte fouten.
HR 05-10-1994, ECLI:NL:HR:1994:AA2942, m.nt. H.S. Pruiksma
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 oktober 1994
- Magistraten
Stoffer; Wildeboer; Urlings; Zuurmond; Herrmann
- Zaaknummer
29839
- Noot
H.S. Pruiksma
- LJN
AA2942
- JCDI
JCDI:ADS225182:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AA2942, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑10‑1994
- Wetingang
AWR algemeen; gelijkheidsbeginsel
Essentie
Samenstelling van de groep van gevallen waarop meerderheidstoets wordt toegepast; voortgaande verfijning BNB 1992/294 en BNB 1992/295. Beoordeling van een beroep op het gelijkheidscommit; beginsel geschiedt aan de hand van de zogeheten meerderheidstoets (BNB 1992/294 en 295): beslissend is of in een meerderheid van overigens vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven; tot die meerderheid behoren echter niet alleen de gevallen waarin de van de wet afwijkende behandeling berust op beleid of op een oogmerk tot begunstiging, maar ook de gevallen waarin die afwijkende behandeling het gevolg is van door de inspecteur ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.