Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.3.3.2
6.3.3.2 Het begrip ‘gute Sitten’ (goede zeden)
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579909:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Staudinger/Sack/Fischinger 2011, § 138 RdNr. 6.
Staudinger/Sack/Fischinger 2011, § 138 RdNrs. 5, 9-10, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 138 RdNr. 9
Zie de volgende sectie (6.3.3.3).
Staudinger/Sack/Fischinger 2011, § 138 RdNr. 19-22.
MünchKomm/Armbrüster 2015, § 138 RdNr. 23.
BVerfG 15 januari 1958, Az. I BvR 400, p. 51, NJW 1958, 257.
RG 15 oktober 1912, RGZ 80, p. 219 (221), RG 8 februari 1928, RGZ 120, p. 142(148), BGH 9 juli 1953, BGHZ 10, p. 228 (232), NJW 1953, 1665, BGH 25 mei 1955, RGZ 17, p. 327 (332-333), NJW 1955, p. 1274, BGH 15 februari 1956, BGHZ 20, p. 71 (74), BGH 28 april 1958, BGHZ 27, p. 172 (178), BGH 6 juli 1976, BGHZ 67, p. 119 (121) BGH 10 maart 1982, NJW 1982, p. 1455. Zie voor nieuwere rechtspraak bijvoorbeeld BGH 6 februari 2009, NJW 2009, 1346, rov. 10. MünchKomm/Armbrüster 2015, § 138 RdNr. 14, Staudinger/Sack/Fischinger 2011, § 138 RdNr. 14, R. Sack, ‘Das Anstandsgefühl aller billig und gerecht Denkenden und die Moral als Bestimmungsfaktoren der guten Sitten’, NJW 1985, 761.
Staudinger/Sack/Fischinger 2011, § 138 RdNr. 16, MünchKomm/Armbrüster 2015, § 138 RdNr. 15.
302. Een overeenkomst is nietig als de overeenkomst door haar objectieve inhoud en rekening houdend met de andere omstandigheden van het geval, in het bijzonder de motieven van partijen en het doel van de rechtshandeling, (Gesamtwürdigung) in strijd is met de goede zeden (gute Sitten).1 Rechtshandelingen kunnen op twee manieren in strijd zijn met de goede zeden. De eerste mogelijkheid is dat de inhoud van de rechtshandeling direct in strijd is met de goede zeden (Inhaltssittenwidrigkeit). Daarnaast kan de inhoud van de rechtshandeling in strijd zijn met de goede zeden door de manier waarop en de omstandigheden waaronder zij tot stand is gekomen (Umstandssittenwidrigkeit). Als alleen de manier en wijze waarop een overeenkomst tot stand komt in strijd is met de goeden zeden, dan is dat niet voldoende voor nietigheid op grond van § 138 BGB. Deze omstandigheden en manier van tot stand komen moeten leiden tot een inhoud die in strijd is met de goede zeden.2 Een voorbeeld van deze laatste categorie zijn de wucherähnliche rechtshandelingen.3
303. Het begrip goede zeden wordt ingekleurd door de maatstaven van ethiek, moraal en zedelijkheid (Ethik, Moral und Sittlichkeit).4 Wat onder de goede zeden valt, is niet vastomlijnd. De inhoud van het begrip goede zeden verschilt naar tijd en plaats.5 Treffend is in dat opzicht de volgende overweging van het BVerfG uit het Lüth-arrest uit 1958:
“Bei der Entscheidung darüber, was diese sozialen Gebote (guten Sitten, IL) jeweils im Einzelfall fordern, muß in erster Linie von punkt der Gesamtheit der Wertvorstellungen ausgegangen werden, die das Volk in einem bestimmten Zeitpunkt seiner geistig-kulturellen Entwicklung erreicht und in seiner Verfassung fixiert habe.”6
Volgens de heersende leer in de jurisprudentie en de literatuur, wordt de inhoud van de goede zeden bepaald door: “Das Anstandsgefühl aller billig und gerecht Denkenden”.7 Deze formule wordt de Anstandsformel genoemd. De volgende vraag is dan welke personen de redelijk en rechtvaardig denkenden zijn die de inhoud van dit Anstandsgefühl bepalen. Volgens de in Duitsland heersende leer moet men daarvoor kijken naar de mening van de personen die in het concrete geval redelijk en rechtvaardig denken. De kring van personen die de inhoud van de goede zeden bepalen, verschilt daarmee van geval tot geval.8