Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:107 BW:Bezit en houderschap
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:107 BW
Bezit en houderschap
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
F.J.P. Lock, actueel t/m 08-06-2017
Actueel t/m
08-06-2017
Tijdvak
01-01-1992 tot: -
Auteur
F.J.P. Lock
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:107 BW
Art. 3:107 BW geeft de definitie van (middellijk en onmiddellijk) bezit. De wetgever heeft houderschap (in ruime zin) als uitgangspunt genomen en heeft daarbij impliciet onderscheid gemaakt tussen houden voor zichzelf (bezit) en houden voor een ander (houderschap in enge zin).
Uit art. 3:107 lid 1 BW in verbinding met art. 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de daaropvolgende wetsartikelen worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Anders dan onder het oude recht zoals dat gold tot 1992, noemt de wet als vereisten voor bezit niet meer met zoveel woorden dat het ‘niet dubbelzinnig’ en ‘openbaar’ is, maar ook naar huidig recht gelden deze eisen en liggen beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten.1
Houderschap en bezit hebben (ook) een bewijsrechtelijke functie.2 Degene die een goed houdt, wordt vermoed bezitter te zijn (art. 3:109 BW). De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn (art. 3:119 BW). Men spreekt met betrekking tot deze functie ook wel van de processuele functie van bezit en houderschap.3
Deze definitiebepaling zelf roept geen vragen van stelplicht en bewijslast op. Op wie de stelplicht en bewijslast rusten dat aan de criteria voor bezit is voldaan, meer in het bijzonder of sprake is van houden voor zichzelf of houden voor een ander, hangt ervan af in welk verband en met het oog op welke rechtsgevolgen op het zijn van houder of bezitter een beroep wordt gedaan. Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of sprake is van houderschap (in enge zin) of bezit is verder uitgewerkt in art. 3:108 e.v. BW.
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:107 BW
Bezit en houderschap
F.J.P. Lock, actueel t/m 08-06-2017
08-06-2017
01-01-1992 tot: -
F.J.P. Lock
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:107 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 107
Definitiebepaling
Art. 3:107 BW geeft de definitie van (middellijk en onmiddellijk) bezit. De wetgever heeft houderschap (in ruime zin) als uitgangspunt genomen en heeft daarbij impliciet onderscheid gemaakt tussen houden voor zichzelf (bezit) en houden voor een ander (houderschap in enge zin).
Uit art. 3:107 lid 1 BW in verbinding met art. 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar verkeersopvatting, met inachtneming van de regels die in de daaropvolgende wetsartikelen worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Anders dan onder het oude recht zoals dat gold tot 1992, noemt de wet als vereisten voor bezit niet meer met zoveel woorden dat het ‘niet dubbelzinnig’ en ‘openbaar’ is, maar ook naar huidig recht gelden deze eisen en liggen beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten.1
Houderschap en bezit hebben (ook) een bewijsrechtelijke functie.2 Degene die een goed houdt, wordt vermoed bezitter te zijn (art. 3:109 BW). De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn (art. 3:119 BW). Men spreekt met betrekking tot deze functie ook wel van de processuele functie van bezit en houderschap.3
Deze definitiebepaling zelf roept geen vragen van stelplicht en bewijslast op. Op wie de stelplicht en bewijslast rusten dat aan de criteria voor bezit is voldaan, meer in het bijzonder of sprake is van houden voor zichzelf of houden voor een ander, hangt ervan af in welk verband en met het oog op welke rechtsgevolgen op het zijn van houder of bezitter een beroep wordt gedaan. Aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of sprake is van houderschap (in enge zin) of bezit is verder uitgewerkt in art. 3:108 e.v. BW.
Voetnoten
1.
Zie HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309, RvdW 2017/298 (Gemeente Heusden/erven M.).
2.
Zie over deze functie van bezit en houderschap o.a. Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/175 e.v.
3.
O.a. A.C van Schaick, Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap(Mon. Nieuw BW nr. A14) 2003/63 e.v.