Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.6:3.6 Samenvatting
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.6
3.6 Samenvatting
Documentgegevens:
G.C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
G.C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS621723:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Bij onzekere fiscale rechtsvindingsvraagstukken zijn er meerdere rechtsgevolgen mogelijk. Dit biedt belastingplichtigen de mogelijkheid om in de aangifte een standpunt in te nemen ten aanzien van het mogelijke rechtsgevolg. Onzekerheid geeft dus keuzevrijheid. De vraag is echter hoe ‘houdbaar’ een ingenomen standpunt is. (Ik begon daar al mee in de inleiding bij dit hoofdstuk.) De Belastingdienst kan namelijk een vergrijpboete opleggen als onjuist aangifte wordt gedaan.
Voor het opleggen van een vergrijpboete moet sprake zijn van opzet (artikel 67d AWR) dan wel opzet of grove schuld (artikel 67e en 67f AWR). Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet.
Er is geen sprake van een opzet of grove schuld indien de belastingplichtige een pleitbaar standpunt heeft. In het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst en in de jurisprudentie van de Hoge Raad komen we het antwoord op de vraag of sprake is van een pleitbaar standpunt in verschillende bewoordingen tegen. Zo gaat het bijvoorbeeld om de vraag of het standpunt van belastingplichtige in die mate verdedigbaar is dat belastingplichtige kan menen juist te handelen dan wel dat het standpunt van belastingplichtige zodanig pleitbaar is dat belastingplichtige niet dermate lichtvaardig handelt dat het aan opzet of grove schuld is te wijten dat niet of te laat belasting is betaald. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt overigens nergens dat de Hoge Raad met de verschillende termen ook inhoudelijk een onderscheid heeft willen maken.
Een kwantitatieve analyse van het begrip ‘pleitbaarheid’ lijkt niet mogelijk. Het is niet mogelijk om een waarschijnlijkheidswaarde te koppelen aan een ingenomen standpunt. In de jurisprudentie en literatuur is ook nooit echt een kwantitatieve grens gesteld aan de mate van pleitbaarheid, in die zin dat een standpunt wanneer het aan de rechter zou worden voorgelegd een kans van een bepaald percentage op succes zou moeten hebben.
Als een kwantitatieve analyse niet mogelijk is, resteert een kwalitatieve analyse. Ook de kwalitatieve vraag of een standpunt pleitbaar is, is echter lastig te beantwoorden. Alhoewel er ten aanzien van ‘pleitbaarheid’ geen gradaties zouden mogen bestaan (een standpunt is pleitbaar of niet pleitbaar), is niet aan te geven waar de grens ligt en hoeveel argumentatie voldoende is om een standpunt pleitbaar te maken. Bij de beoordeling of sprake is van een pleitbaar standpunt moet de gehele onderbouwing van het ingenomen standpunt in aanmerking worden genomen. Als dat bestaat uit verschillende stappen, dan moeten die afzonderlijk in aanmerking worden genomen. De argumentatie is dan zo sterk als de zwakste schakel. Het lijkt erop dat in beginsel alleen argumenten ‘pro’ het ingenomen standpunt in aanmerking hoeven te worden genomen. Sterke argumenten ‘contra’ kunnen mogelijk echter nog roet in het eten gooien. Een ingenomen standpunt moet wel consistent zijn met niet voor meerdere uitleg vatbare wetgeving en rechtspraak van de Hoge Raad. Dat een ingenomen standpunt inconsistent is met lagere rechtspraak, een conclusie van een advocaat-generaal en/of opvattingen in de literatuur neemt niet weg dat het standpunt pleitbaar kan zijn.
Tot nu toe hebben we gezien dat onzekere rechtsvindingsvraagstukken meerdere mogelijke uitkomsten hebben. Uit hoofdstuk 2 bleek dat het in voorkomende gevallen gewenst is dat aan elk van de uitkomsten een waarschijnlijkheidswaarde wordt verbonden. In hoofdstuk 3 is aandacht besteed aan de vraag in hoeverre een ingenomen standpunt pleitbaar is. Een kwantitatieve analyse is niet aan de orde bij de vraag of een standpunt pleitbaar is. De oorspronkelijke wens om de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk vast te kunnen stellen, staat echter nog steeds overeind. In de volgende hoofdstukken zal worden nagegaan in hoeverre een dergelijke kwantitatieve analyse mogelijk is. Daarbij zal in het volgende hoofdstuk eerst worden gekeken naar het fiscale rechtsvindingsproces. Het is namelijk dit proces dat tot de uitkomsten leidt waarvan we de waarschijnlijkheid in kaart willen brengen.