Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.3.4.1
4.3.4.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582323:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
GEA 10 oktober 2001, Corus/Commissie, T-171/99, Jurispr. 2001, p. II-2967, punt 56.
HvJ EG 16 december 1976, Rewe-Zentralfinanz eG en Rewe-Zentral AG/Landwirtschaftskammer für das Saarland, 33/76, Jurispr. 1976, p. 1989, punt 3 en HvJ EG 16 december 1976, Comet BV/Produktschap voor Siergewassen, 45/76, Jurispr. 1976, p. 2043, punt 2, 3. Zie voor het recht op restitutie Jones 2000, p. 55 e.v.
Sieburgh 2014, p. 519-520, Wouters & Stuyck 2001, p. 137-139, Zippro 2009, p. 402-403.
Hoewel het Hof in Courage/Crehan sprak van ‘schadevergoeding’ terwijl de onverschuldigde betaling als restitutie-vordering wordt gezien.
HvJ EG 9 november 1983, Administratie van de Staatsfinanciën/San Giorgio, 199/82, Jurispr. 1982, p. 3595, punt 12; HvJ EG 14 januari 1997, Comateb e.a./ Directeur général des douanes et droits indirects, gevoegde zaken C-192/95 tot C-218/95, Jurispr. 1997, p. I-165, punt 20, 21; HvJ EG 12 december 2006, Test Claimants in the FII Group Litigation/Commissioners of Inland Revenue, C-446/04, Jurispr. 2006, p. I-11753, punt 202.
De zogenaamde Rewe/Comet-vereisten. Zie ook paragraaf 4.2.
153. In de rechtsstelsels van de meeste lidstaten wordt de actie uit onverschuldigde betaling tot het verrijkingsrecht gerekend.1 Ook het Hof maakt geen dogmatisch onderscheid tussen de onverschuldigde betaling en de ongerechtvaardigde verrijking. Het GEA gaat uit van een algemeen erkend beginsel van onverschuldigde betaling als toepassing van het beginsel van ongerechtvaardigde verrijking:
“Volgens een in het nationale recht van de lidstaten algemeen erkend beginsel in verband met de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen op grond van het beginsel van het verbod van ongerechtvaardigde verrijking (…)”2
154. In 1976 legde het HvJ EU in twee arresten de basis voor de vaststelling dat justitiabelen recht hebben op de terugvordering van betalingen die in strijd met het Unierecht zijn geheven.3 Daarnaast wordt het Courage/Crehan-arrest door een aantal auteurs gezien als een arrest dat een basis biedt voor een vordering tot ongedaanmaking omdat Crehan in die procedure slechts de meerprijs die hij had betaald voor het bier vorderde.4 Bovendien liet het Hof in Courage/Crehan in het midden wat de grondslag was voor het toewijzen van de vordering van Crehan.5 De voorwaarden voor terugvordering worden in beginsel overgelaten aan het nationale recht.6 Het nationale recht moet wel voldoen aan de eisen van effectiviteit en gelijkwaardigheid.7 Het is onduidelijk of het recht op terugvordering gegrond is op het beginsel van ongerechtvaardigde verrijking of het beginsel van onverschuldigde betaling.