Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/4.3.3.3
4.3.3.3 Voorwaarden voor aansprakelijkheid
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS577498:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder andere HvJ EG 20 september 2001, Courage/Crehan, C-453/99, Jurispr. 2001, p. I-6279, punt 26; HvJ EG 13 juli 2006, Manfredi, C-295/04 t/m C-298/04, Jurispr. 2006, p. I-6619, NJ 2007/34 m.nt. Mok, punt 60-61 en HvJ EU 6 november 2012, Otis, C-199/11, NJ 2013/168 m.nt. Mok, punt 41. Een particulier of onderneming moet zijn vordering instellen bij de nationale rechter wil hij schadevergoeding krijgen, hij kan niet naar het HvJ EU. De nationale rechter moet in een concreet geval bepalen of schadevergoeding wordt toegekend. Er kunnen (op instigatie van de particulier of van de rechter) wel vragen worden gesteld aan het Hof.
HvJ EG 9 maart 1978, Simmenthal, 106/77, Jurispr. 1978, p. 629, punt 15.
Van Gerven 2006a, p. 272, Meijer 2004, p. 524-533, Sieburgh 2007, p. 522, Sieburgh 2014, p. 527, Wissink 1997. Voor jurisprudentie zie onder andere HvJ EG 28 april 1971, Luetticke, 4/69, Jurispr. 1971, p. 325, punt 10; HvJ EG 14 januari 1987, Zuckerfabrik Bedburg, 281/84, Jurispr. 1987, p. 49, punt 17; HvJ EG 19 november 1991, Francovich/Italiaanse Republiek, gevoegde zaken C-6/90 en C-9/90, Jurispr. 1991, p. I-5357, punt 40; HvJ EG 5 maart 1996, Brasserie du Pêcheur, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, p. I-1029, punt 38-40; HvJ EG 24 maart 2009, Danske Slagterier/Duitsland, C-445/06, Jurispr. 2009, p. I-2119, punt 20.
HvJ EU 6 november 2012, Otis, C-199/11, NJ 2013/168 m.nt. Mok, punt 65-66.
Artikel 340 VWEU. Zie voor jurisprudentie o.a. HvJ EG 28 april 1971, Luetticke, 4/69, Jurispr. 1971, p. 325, punt 10; HvJ EG 14 januari 1987, Zuckerfabrik Bedburg, 281/84, Jurispr. 1987, p. 49, punt 17; HvJ EG 19 november 1991, Francovich/ Italiaanse Republiek, gevoegde zaken C-6/90en C-9/90, Jurispr. 1991, p. I-5357, punt 40; HvJ EG 5 maart 1996, Brasserie du Pêcheur/Duitsland, Gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, p. I-1029, punt 38-40.
Sieburgh 2009, Sieburgh 2014. Zie voor rechtspraak inzake een voldoende gekwalificeerde schending van Unierecht o.a. HvJ EG 5 maart 1996, Brasserie du Pêcheur/ Duitsland, gevoegde zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, p. I-1029, punt 32; HvJ EG 1 juni 1999, Konle/Oostenrijk, C-302/97, Jurispr. 1999, p. I-3099, punt 62; HvJ EG 4 juli 2000, Haim/Kassenärtzliche Vereinigung Nordrhein, C-424/07, Jurispr. 2000, p. I-5123, punt 27; GEA 9 september 2008, MyTravel Group/Commissie, T-212/03, Jurispr. 2008, p. II-1967, punt 40-43. Gerechtshof Den Haag heeft onlangs op grond van het gelijkwaardigheidsbeginsel geoordeeld dat de eis van een voldoende gekwalificeerde schending niet hoeft te worden onderzocht in het kader van overheidsaansprakelijkheid op grond van 6:162 BW. Gerechtshof Den Haag 15 oktober 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3791 en ECLI:NL:GHDA:2013:3792, in beide gevallen in rov. 4.3.
In dezelfde zin; Van Gerven 2002, p. 72, Van Gerven 2006a, p. 270, Drake 2006, p. 858, Sieburgh 2014, p. 521. Anders: Van Dam 2013, p. 39-50, 288.
149. Particulieren zijn onder omstandigheden aansprakelijk voor het schenden van direct werkende Europese bepalingen,1 maar onder welke voorwaarden? De direct werkende bepalingen zijn een rechtstreekse bron van rechten en verplichtingen voor iedereen, ongeacht of het gaat om Unie-instellingen, lidstaten of particulieren.2 Daarom sluit ik, in navolging van de door mij in de voetnoot genoemde auteurs, aan bij de vereisten die het Hof hanteert in zijn jurisprudentie aangaande de aansprakelijkheid van lidstaten en de Europese Unie. Deze drie voorwaarden betreffen a) het schenden van een regel van Unierecht die ertoe strekt rechten toe te kennen aan particulieren, b) het bestaan van schade, en c) een causaal verband tussen de schade en de schending.3 In Otis heeft het Hof bevestigd dat het feit dat een direct werkende Europese regel is geschonden, niet automatisch betekent dat daardoor schade is geleden. De schade en het causaal verband tussen de schade en het schadebrengende feit moeten door de eisende partij worden bewezen.4 Het Hof heeft de drie genoemde vereisten gebaseerd op de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der Lidstaten gemeen hebben.5 De drie vereisten bieden een gemeenschappelijk startpunt voor de niet-contractuele aansprakelijkheid voor eigen gedrag van de Europese Unie, lidstaten en particulieren. De hoedanigheid van de partij die aansprakelijk gesteld wordt, geeft wel nadere inkleuring aan de inhoud van de vereisten.
150. Ten aanzien van particulieren moet de invulling van de voorwaarden anders worden ingekleurd dan bij overheidsaansprakelijkheid. Zo geldt de eis dat sprake moet zijn van een voldoende gekwalificeerde schending, welke als minimumvoorwaarde geldt bij overheidsaansprakelijkheid, niet voor de buitencontractuele aansprakelijkheid van particulieren. Deze voorwaarde hangt immers samen met de beoordelingsvrijheid die de Europese Unie en de lidstaten (dikwijls) hebben. Particulieren beschikking niet over beoordelingsvrijheid.6 Daarom is bij niet-contractuele aansprakelijkheid van particulieren een enkele schending van een direct werkende Europese regel voldoende. Daarnaast moet de buitencontractuele aansprakelijkheid van particulieren worden beperkt tot bepalingen met directe horizontale werking omdat het bij aansprakelijkheid van particulieren een horizontale verhouding betreft en de regel moet zijn bedoeld om rechten toe te kennen aan particulieren.7 De voorwaarden worden nader bekeken bij de bespreking van de voorbeelden in sectie 5.5.2.4.