Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.5.3:4.5.3 Voorlopige aannames
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/4.5.3
4.5.3 Voorlopige aannames
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS620516:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een rechtsvindingproces zal ergens aanvangen. Als we uit zouden gaan van een puur voorwaartse rechtsvinding, dan vormen de op het eerste gezicht relevante feiten van het geval het uitgangspunt en wordt van daaruit verder geredeneerd. Zoals hierboven is betoogd, is een rechtsvindingsproces echter nooit puur voorwaarts gericht en zal een rechtsvinder vaak al een idee hebben van de mogelijke uitkomst of de mogelijke uitkomsten.
Ik denk dat fiscale rechtsvinders veel gebruikmaken van voorlopige aannames omtrent mogelijke uitkomsten, maar bijvoorbeeld ook over mogelijke relevante rechtsnormen. Iemand die een vraag krijgt voorgelegd, bijvoorbeeld ten aanzien van de vervanging van een onderdeel van een bedrijfsmiddel door een ondernemer, zal mogelijk direct al het idee hebben dat op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad (nog zonder die in detail bestudeerd te hebben) wellicht sprake is van onderhoud en dat het rechtsgevolg is dat de kosten direct ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Dergelijke aannames maken het mogelijk om snel tot een voorlopige conclusie te komen zonder eerst een diepgravend onderzoek te doen naar de onderliggende problematiek. Een ander voorbeeld is dat een adviseur in een complex adviestraject aanneemt dat een dividenduitkering (die onderdeel vormt van een veel groter traject) niet tot heffing in de vennootschapsbelasting leidt. Die aanname is uiteraard een voorlopige, omdat bijvoorbeeld nog moet worden onderzocht of wellicht sprake is van een niet-kwalificerende beleggingsdeelneming in de zin van artikel 13, lid 9, Wet Vpb 1969.
Voorlopige aannamen vormen een voorlopige afbakening van het rechtsvindingsdomein, in die zin dat de rechtsvinder vooraf al een beeld heeft van het mogelijke rechtsgevolg of de mogelijke rechtsgevolgen, dan wel de toepassing van de rechtsnormen in het specifieke geval. Uiteraard kunnen de voorlopige aannames tijdens het rechtsvindingsproces worden bekrachtigd of ontkracht. Daarbij kunnen eerdere aannames geheel van tafel worden geveegd. Het is ook denkbaar dat een eerdere aanname ten aanzien van een mogelijk rechtsgevolg wordt gehandhaafd, maar dat aan deze aanname een wat minder hoge waarschijnlijkheid wordt toegedicht omdat er achteraf sterker onderbouwend materiaal wordt gevonden voor een concurrerend rechtsgevolg.