Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VII.3.1
VII.3.1 Inleiding
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362518:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.a.: Salomons & Van ’t Westeinde 2008a, p. 453 e.v.; Keijser 2006, p. 125 e.v. en p. 135 e.v.; Verhagen & Rongen 2000, p. 71 e.v.; Van Wechem 1999, p. 191 e.v.; Rank 1998a; Rank 1998b, p. 402 e.v.; Verhagen 1997a, p. 54 e.v.; Maatman 1997, p. 679 e.v.; J.J. van Hees, Hermans & Kortmann 1997, p. 81 e.v.; J.J. van Hees 1997, p. 65 e.v.; Rongen 1996, p. 263 e.v.; Beuving 1996, p. 76 e.v. en p. 86 e.v.; themanummer ‘leasing’ WPNR 6119 (1994) en Rongen 1994, p. 103 e.v.
Zie HR 19 mei 1995, NJ 1996, 119, m.nt. WMK (Keereweer q.q./Sogelease).
Zie HR 18 november 2005, NJ 2006, 151 (BTL Lease/Erven Van Summeren).
Zie o.a.: Kortmann & J.J. van Hees 1995a, p. 991 e.v.; Kortmann & J.J. van Hees 1995b, p. 455 e.v.; Rank-Berenschot 1995, p. 207 e.v.; Mincke 1995, p. 175 e.v.; Vegter 1995, p. 534 e.v. en p. 555 e.v.; Vriesendorp 1995c, p. 872 e.v.; A. van Hees & Van Mierlo 1995, p. 66 e.v.; Rongen 1996, p. 273 e.v.; Struycken 1996, p. 337 e.v.; J.J. van Hees 1997, p. 65 e.v. en Reehuis 1997, p. 49 e.v.; Van den Heuvel 2005, p. 2 e.v.; Lokin 2007, p. 137 e.v. en Struycken 2007, p. 500 e.v.
664. Inleiding. Hoewel de wetsgeschiedenis meer duidelijkheid verschaft over de strekking van het fiduciaverbod, bestaat er minder duidelijkheid ten aanzien van de reikwijdte van de bepaling. Moet van elke overdracht waarmee een vorm van zekerheid wordt verschaft, worden gezegd dat zij leidt tot een ongeoorloofde overbedeling van recht en een ontduiking van het wettelijke systeem van verhaalsrechten en voorrang, zodat zij in strijd is met art. 3:84 lid 3 BW?
De onduidelijkheid over de precieze betekenis van art. 3:84 lid 3 BW heeft in de (internationale) financieringspraktijk tot grote rechtsonzekerheid geleid. In veel financiële transacties – zoals sale and leaseback, repo’s, factoring, securitisation en de uitgifte van structured covered bonds – vindt er een overdracht van een of meerdere goederen plaats, die er in economisch opzicht onmiskenbaar toe strekt de verkrijger of een derde (tevens) een vorm van zekerheid te verschaffen voor de terugbetaling van een door hem verrichte investering. Met betrekking tot al deze figuren is de vraag gerezen of art. 3:84 lid 3 aan de geldigheid van de overdracht in de weg staat.1
In het Sogelease-arrest2 heeft de Hoge Raad getracht meer duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte en strekking van het fiduciaverbod. De Hoge Raad heeft een maatstaf geformuleerd aan de hand waarvan dient te worden beslist of een overdracht in strijd komt met art. 3:84 lid 3 BW. Volgens de Hoge Raad is enkel een overdracht “ten titel van verhaal” in strijd met het bepaalde in art. 3:84 lid 3 BW. Deze maatstaf, die door de Hoge Raad 10 jaar later is herhaald in het arrest BTL Lease/Erven van Summeren,3 heeft echter slechts ten dele tot de gewenste duidelijkheid geleid. Bovendien is het arrest in de literatuur nogal kritisch ontvangen.4 Hieronder zullen de belangrijkste overwegingen van het arrest worden besproken en zal worden bezien welke betekenis daaraan toekomt.