Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten
Artikel XX
Geldend
Geldend vanaf 23-08-1953
- Bronpublicatie:
19-06-1951, Trb. 1953, 10 (uitgifte: 27-01-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-08-1953
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-07-1954, Trb. 1954, 81 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel, is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het moederland van een Verdragsluitende Partij.
2.
Iedere Staat kan evenwel bij de nederlegging van zijn bekrachtigingsoorkonde of akte van toetreding of te eniger tijd daarna door middel van een mededeling gedaan aan de Regering van de Verenigde Staten van Amerika verklaren dat dit Verdrag (onder voorbehoud van het sluiten van een bijzondere overeenkomst tussen die Staat en elk van de betrokken Staten van herkomst, indien de Staat die de verklaring aflegt dit noodzakelijk acht) mede zal gelden voor alle of enige van de gebieden, gelegen binnen het werkingsgebied van het Noord-Atlantisch Verdrag en voor de internationale betrekkingen waarvan hij verantwoordelijk is. Dit Verdrag geldt dan mede voor het gebied of de gebieden, in de verklaring genoemd, dertig dagen na ontvangst der verklaring door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, of dertig dagen na het sluiten van een eventuele bijzondere overeenkomst, dan wel op het tijdstip van het in werking treden van dit Verdrag, overeenkomstig het bepaalde in artikel XVIII, indien dit na bedoeld tijdsverloop plaats vindt.
3.
Een Staat, die een verklaring heeft afgelegd als bedoeld onder lid 2 van dit artikel, waardoor dit Verdrag mede zal gelden voor enig gebied voor de internationale betrekkingen waarvan hij verantwoordelijk is, kan het Verdrag met betrekking tot dit gebied afzonderlijk opzeggen in overeenstemming met de bepalingen van artikel XIX.