Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/171:171 Bijzonder vereiste 1: de aard en het beloop van de vordering in de hoofdzaak
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/171
171 Bijzonder vereiste 1: de aard en het beloop van de vordering in de hoofdzaak
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS452211:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
PG Bewijsrecht 1988, p. 307; Asser Procesrecht/Asser 3 2013/236-237.
Asser Procesrecht/Asser 3 2013/236.
Hof Arnhem 30 mei 1989, ECLI:NL:RBAMS:1989:AC3671, NJ 1991, 551.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ten eerste moet het verzoek de aard en het beloop van de vordering in de hoofdzaak vermelden, zodat de rechter kan beoordelen of het voorlopig getuigenverhoor voor hem gehouden kan worden (art. 187 lid 3 onder a Rv).1 De rechter moet bijvoorbeeld kunnen beoordelen of hij absoluut en relatief bevoegd is het verzoek te beoordelen en of het getuigenverhoor wordt gevraagd in het kader van een civiele in plaats van bijvoorbeeld een bestuursrechtelijke hoofdzaak. Welke informatie moet worden opgenomen, hangt af van de omstandigheden van het geval, maar op dit punt mag volgens Asser van de verzoeker wel een inspanning worden verwacht, nu de verzoeker gebruik wil maken van een tijdrovend en kostbaar bewijsmiddel.2 Hoe lastiger in een bepaald geval valt te bepalen voor welke rechter het voorlopig getuigenverhoor moet worden gehouden, hoe meer informatie de verzoeker moet opnemen over de aard en het beloop van de vordering.
Een verzoeker kan proberen de aard en het beloop van zijn vordering verkeerd voor te stellen om zo invloed uit te oefenen op de bevoegdheid van de rechter. In een door het hof Arnhem besliste zaak voerde de verzoeker aan dat zijn vordering primair op een onrechtmatige daad was gebaseerd. Uit de stukken kwam naar voren, en dat kwam het hof ook logisch voor, dat de vordering primair op wanprestatie was gebaseerd.3 In een dergelijk geval moet de rechter, zo nodig ambtshalve, beoordelen welke vordering de verzoeker daadwerkelijk toekomt.