NJ 2021/79
Ernstig vermoeden niet-naleving tweede volzin art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv. Hof kon niet in redelijkheid aannemen dat verdachte geen prijs (meer) stelde op bijstand raadsman.
HR 03-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:500
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 april 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/03108
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS257145:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:500, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:285, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑03‑2017
- Wetingang
Art. 48, 51 (oud) Sv; art. 6 lid 3 onder c EVRM
Samenvatting
Hof kon niet in redelijkheid aannemen dat verdachte geen prijs (meer) stelde op bijstand raadsman, in aanmerking genomen dat verdachte zonder raadsman is verschenen, dat hij dacht voor een andere zaak te zijn verschenen en kenbaar heeft gemaakt normaliter bijstand te hebben van een advocaat. Dit brengt mee dat de niet-nakoming van art. 51 (oud) Sv in de weg stond aan een geldige behandeling van de zaak in hoger beroep.
Partij(en)
Arrest op het beroep in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.