Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/796 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie
Artikel 68 Uitvoerend directeur
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/796)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
EU-recht / Instituties
Informatierecht / Europees informatierecht
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
De uitvoerend directeur wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van het Bureau op grond van artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.
2.
De uitvoerend directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure die volgt op de bekendmaking van de vacature in het Publicatieblad van de Europese Unie en, in voorkomend geval, elders, op grond van verdienste en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook bekwaamheid en ervaring die relevant is voor de vervoersector, door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van ten minste drie door de Commissie voorgestelde kandidaten. Voordat de raad van bestuur zijn beslissing neemt, brengt de in artikel 51, lid 1, onder x), bedoelde waarnemer verslag uit over de gevolgde procedure.
Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt het Bureau vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.
Voordat hij benoemd wordt, kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.
3.
De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn stelt de Commissie een beoordeling op van de resultaten van de uitvoerend directeur en van de toekomstige taken en uitdagingen van het Bureau.
4.
Op voorstel van de Commissie kan de raad van bestuur, rekening houdend met de beoordeling bedoeld in lid 3, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen.
5.
De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.
6.
Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, is na die verlenging van de ambtstermijn uitgesloten van een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.
7.
De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij beslissing van de raad van bestuur op grond van een verzoek van de Commissie of een verzoek van een derde van zijn leden.