Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/2.2.3
2.2.3 De onaanvaardbare en ongewenste terugbetaalsituatie
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209939:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Er kan eventueel een koppeling worden gemaakt met het onderscheid tussen doing well en feeling well. Zie Johnson 2013, p. 69. Dit onderscheid is echter gericht op de positie van de consument, terwijl het model uit dit boek ook betrekking kan hebben op de positie van de kredietgever. Een neutrale(re) vormgeving is daarom beter.
Schicks 2011a, p. 6.
Zie paragraaf 7.3.3.
Zie paragraaf 7.3.2.
Let wel: het gaat er in dit voorbeeld om hoe de betreffende consument naar de terugbetaalsituatie kijkt.
Dit wordt verder besproken in hoofdstuk 7.
Zie Europese Commissie 2008, p. 34 e.v. waarin definities worden aangehaald die in diverse landen worden gebruikt in het kader van schuldverlichtingstrajecten.
Zie bijvoorbeeld AFM Leidraad Hypotheekadvisering 2010, afl. 2, p. 5 waaruit volgt dat de adviseur op bepaalde punten verder moet gaan dan de execution-only aanbieder van krediet.
Zie in dezelfde zin Kamerstukken II 1987/88, 19785, nr. 7, p. 3 – 4.
De tweede keuze gaat over de vereiste ernst van de terugbetaalproblemen. Binnen dezelfde benadering kan die grens op verschillende punten worden gelegd. In dit verband wordt een onderscheid gemaakt tussen twee type terugbetaalsituaties, te weten de ongewenste en de onaanvaardbare terugbetaalsituatie. Van een ongewenste terugbetaalsituatie is sprake als de betreffende kredietpartij wordt geacht niet-volledig tevreden te zijn met de terugbetaalsituatie. Van een onaanvaardbare terugbetaalsituatie is sprake als die kredietpartij wordt geacht volledig-niet tevreden te zijn met deze situatie. Hoewel dit een vrij basaal onderscheid betreft, is het bedoeld om te laten zien dat niet altijd even snel wordt gesproken van een problematische terugbetaalsituatie. Er is immers sneller sprake van een ongewenste dan van een onaanvaardbare terugbetaalsituatie. Hoewel dit onderscheid in de literatuur niet als zodanig is terug te vinden,1 heeft Schicks een soortgelijke gelaagdheid opgemerkt in de bestaande definities:
“(..) definitions further differ in the sacrifices they expect from borrowers. In many countries, bankruptcy proceedings require debtors to give up all income and assets above a certain minimum existence level (..) A less severe option is to consider borrowers over-indebted if they need to reduce their spending beyond what they are accustomed to or make more sacrifices than expected (..)”.2
In de kern geven beide type terugbetaalsituaties duidelijkheid over de toelaatbare afstand tot de gewenste terugbetaalsituatie. Die laatste situatie kenmerkt zich door een kredietpartij die wordt geacht volledig-tevreden te zijn met de huidige terugbetaalsituatie. Vanuit een economisch oogpunt wordt bijvoorbeeld aangenomen dat de kredietgever streeft naar winst.3 In beginsel zal de kredietgever daarom alleen krediet willen verstrekken aan een consument die naar verwachting kan en wil voldoen aan de daaruit voortvloeiende terugbetaalplichten. Als die verwachtingen vervolgens uitkomen, is dus sprake van de gewenste terugbetaalsituatie voor de kredietgever. Van een ongewenste terugbetaalsituatie kan bijvoorbeeld worden gesproken als de consument na de kredietverstrekking wel kan, maar niet wil terugbetalen. De kredietgever zal dan extra kosten moeten maken om de terugbetaling alsnog voor elkaar te krijgen. Hoewel het meer winstgevend zou zijn geweest als de consument uit eigen beweging had terugbetaald (= de gewenste terugbetaalsituatie), kan de kredietinvestering van de kredietgever alsnog tot een enigszins positief einde worden gebracht. Omdat de feitelijke situatie ‘iets’ afwijkt van de gewenste terugbetaalsituatie, is niettemin sprake van een ongewenste terugbetaalsituatie voor de kredietgever. Deze situatie onderscheidt zich daarmee van een onaanvaardbare terugbetaalsituatie waarvan bijvoorbeeld sprake is als de consument met geen mogelijkheid kan terugbetalen en de kredietgever hooguit nog kan proberen om zijn verlies te beperken. Er is dan meer aan de hand dan een minimale afwijking van de gewenste terugbetaalsituatie voor de kredietgever.
De hiervoor besproken voorbeelden zijn ingestoken vanuit een kredietgevergerichte benadering. Duidelijk is geworden wat een ongewenste of onaanvaardbare terugbetaalsituatie kan zijn voor de kredietgever. Omdat in een consumentgerichte benadering het perspectief van de consument centraal staat, kan er in deze benadering een andere invulling worden gegeven aan beide terugbetaalsituaties. Zo wordt bijvoorbeeld de consument vanuit een economisch oogpunt geacht krediet te nemen met een bepaald doel.4 Daarbij geldt, hoe belangrijker hij dat doel vindt, hoe meer terugbetaaloffers hij daarvoor zal willen maken. De consument zal zijn uiteindelijke kredietaanvraag daar dan ook op afstemmen. Aangenomen dat die aanvraag door de kredietgever is gehonoreerd, is vervolgens sprake van een ongewenste terugbetaalsituatie als de consument, door bijvoorbeeld een onverwachte inkomstendaling, terugbetaaloffers moet maken die hij liever niet wil maken, terwijl wordt gesproken van een onaanvaardbare terugbetaalsituatie als de consument terugbetaaloffers moet maken die volgens hem zakken door de nog aanvaardbare ondergrens. In het eerste geval zijn de kosten en baten van het krediet dus ‘iets’ uit balans, terwijl de kosten van het krediet in het laatste geval worden aangemerkt als ‘buitensporig’.5 Hoewel er in beide gevallen een problematische terugbetaalsituatie is ontstaan voor de consument, zijn beide situaties niet automatisch ook problematisch voor de kredietgever. Sterker, voor zover de consument in beide terugbetaalsituaties ‘gewoon’ blijft voldoen aan de terugbetaalplichten, kan er sprake zijn van de gewenste terugbetaalsituatie voor de kredietgever.6 Dezelfde terugbetaalsituatie is in dat geval een onaanvaardbare terugbetaalsituatie voor de één en de gewenste terugbetaalsituatie voor de ander.
In juridisch opzicht vormt het begrip problematische terugbetaalsituatie veelal een onderdeel van regels die ook de belangen van derden raken. Dergelijke belangen kunnen de keus voor een bepaalde terugbetaalsituatie dan ook ondersteunen. Een voorbeeld daarvan zijn de definities die worden gebruikt in het kader van de schuldsanering.7 Veel van deze definities spreken van een problematische terugbetaalsituatie als de consument slechts kan terugbetalen door te bezuinigen op de noodzakelijk geachte kosten van levensonderhoud (= onaanvaardbare terugbetaalsituatie voor de consument). Door te voorkomen dat de consument snel in aanmerking komt voor vervroegde schuldverlichting, wordt mede tegemoetgekomen aan de belangen van schuldeisers. Een kredietgever kan immers zelf in de problemen komen als hij een kredietvordering moet afschrijven (= onaanvaardbare terugbetaalsituatie voor de kredietgever). Als meerdere kredietgevers veel kredietvorderingen tegelijkertijd moeten afschrijven, kan zelfs de stabiliteit van de financiële markten en de economie in bredere zin worden aangetast. Overigens kunnen zulke belangen ook de keus voor de gewenste terugbetaalsituatie ondersteunen. Zo lijkt bijvoorbeeld een financieel adviseur de consument te moeten ondersteunen bij zijn zoektocht naar de beste kredietbeslissing die hij op dat moment kan nemen (= streven naar de gewenste terugbetaalsituatie voor de consument).8 Hierbij is niet alleen de consument, maar ook de economie in bredere zin gebaat. Zo zal een tevreden consument immers sneller bereid zijn om opnieuw zaken te doen met een financiële instelling dan een ontevreden consument.9