Einde inhoudsopgave
Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen
Artikel 50
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-11-2023, Stcrt. 2023, 32008 (uitgifte: 24-11-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/324119)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2023, Stcrt. 2023, 32008 (uitgifte: 24-11-2023, regelingnummer: IENW/BSK-2023/324119)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Het tijdelijk verblijven en opereren in Nederland en het tijdelijk gebruik van het Nederlandse luchtruim van het vluchtinformatiegebied Amsterdam door een, in een andere lidstaat van de European Civil Aviation Conference ingeschreven amateurbouwluchtvaartuig, MLA, MLH, lichte gyrokopter, gemotoriseerd schermvliegtuig of paramotortrike, welke niet voorzien is van een geldig EASA-BvL of een geldig ICAO-standaard-BvL, is toegestaan onder de volgende voorschriften en beperkingen:
- a.
door het bevoegde gezag van de desbetreffende lidstaat, die het bewijs van inschrijving heeft afgegeven, is tevens een bewijs afgegeven waaruit blijkt dat de uitoefening van de luchtvaart met het betrokken luchtvaartuig in die lidstaat is toegestaan;
- b.
de door het bevoegd gezag van de desbetreffende lidstaat vastgestelde voorwaarden voor en beperkingen van het gebruik van het luchtvaartuig worden nagekomen;
- c.
met betrekking tot het luchtvaartuig is een verzekering afgesloten tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van de inzittenden of derden of andere schade toegebracht aan de inzittenden of derden; en
- d.
het is verboden in de Nederlandse luchtruim van het vluchtinformatiegebied Amsterdam deze luchtvaartuigen te gebruiken voor:
- 1°
luchtwerk;
- 2°
vlieglessen;
- 3°
commerciële doeleinden;
- 4°
verhuur of rondvluchten;
- 5°
vluchten boven of binnen een afstand van 100 meter van de bebouwde kommen, gebouwen, industriegebieden, havengebieden of mensenverzamelingen, tenzij benodigd voor start en landing.
2.
Deze generieke toestemming is beperkt tot een verblijf van maximaal achtentwintig, al dan niet opeenvolgende, dagen per kalenderjaar.
3.
Het eerste en tweede lid zijn overeenkomstig van toepassing op historische luchtvaartuigen als bedoeld in onderdeel a, onder 1, van Bijlage I bij de basisverordening, waarvan het type luchtvaartuig voorheen was voorzien van een ICAO-standaard-BvL en nu opereert op een ‘Permit to Fly’ of equivalent document afgegeven door een lidstaat van de European Civil Aviation Conference en het maximum startgewicht van het luchtvaartuig is niet groter dan 5.700 kg.
4.
De volgende documenten zijn beschikbaar voor inspectie door de toezichthoudende functionarissen:
- a.
een geldig bewijs van registratie afgegeven door een lidstaat van de European Civil Aviation Conference;
- b.
een geldig speciaal BvL, ‘Permit to Fly’ of equivalent document afgegeven door een lidstaat van de European Civil Aviation Conference;
- c.
een geldig bewijs aanwijzing radiostation indien van toepassing;
- d.
het bewijs, dat een verzekering bedoeld in het eerste lid, onder c is gesloten; en
- e.
een geldig bewijs van bevoegdheid voor het desbetreffende luchtvaartuig afgegeven door een lidstaat van de European Civil Aviation Conference;
5.
Voor een verblijf in Nederland langer dan achtentwintig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar wordt schriftelijke toestemming van de minister gevraagd.
6.
Voor verblijf in Nederland of het gebruik van het Nederlandse luchtruim door een luchtvaartuig niet voorzien van een geldig EASA-BvL of een geldig ICAO-standaard-BvL en niet vallende onder de toepassing van het eerste of het vierde lid, wordt schriftelijke toestemming van de minister gevraagd.