De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/11.3:11.3 Lijfsdwang
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/11.3
11.3 Lijfsdwang
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374343:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Ik onderscheid de lijfsdwang met afschrikkende en die met afdwingende werking, zie 3.4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In deel I kwam al naar voren dat de lijfsdwang die als reactie op de overtreding van de hoofdveroordeling ten uitvoer wordt gelegd, (dus de lijfsdwang met afschrikkende werking)1 in tegenstelling tot de dwangsom niet definitief van aard is. Zowel wanneer het naleven van de hoofdveroordeling alsnog geschiedt, als wanneer dit naleven inmiddels onmogelijk is geworden, vindt tenuitvoerlegging van eerder verbeurde termijnen niet meer plaats. Het ontbreken van een definitief karakter brengt in het geval van lijfsdwang mee dat van dit executiemiddel geen dwingende werking zal uitgaan wanneer men aan de hoofdveroordeling maar éénmaal ongehoorzaam kan zijn. De lijfsdwang is bovendien geen effectief middel om vertraging in de naleving van een veroordeling te voorkomen: degene die op straffe van lijfsdwang is veroordeeld, kan vanwege het ontbreken van een definitief karakter de naleving van de veroordeling in beginsel zonder nadelige gevolgen traineren.