Richtlijn 2009/15/EG inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-06-2009
- Bronpublicatie:
23-04-2009, PbEU 2009, L 131 (uitgifte: 28-05-2009, regelingnummer: 2009/15/EG)
- Inwerkingtreding
17-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2009, PbEU 2009, L 131 (uitgifte: 28-05-2009, regelingnummer: 2009/15/EG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Waterrecht (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (Herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, in het licht van de gemeenschappelijke tekst die op 3 februari 2009 door het Bemiddelingscomité werd goedgekeurd(3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties(4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Gezien de aard van de bepalingen van Richtlijn 94/57/EG lijkt het passend deze te herschikken in twee verschillende instrumenten van Gemeenschapsrecht, met name een richtlijn en een verordening.
- (3)
In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee, heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma die de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels beoogt door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus.
- (4)
Het is mogelijk de veiligheid op zee en de preventie van verontreiniging van de zee daadwerkelijk te verbeteren door een strikte toepassing van de internationale verdragen, gedragsregels en resoluties, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting.
- (5)
De verantwoordelijkheid om te controleren dat schepen aan de uniforme internationale normen inzake veiligheid op zee en preventie van verontreiniging van de zee voldoen, berust bij de vlaggen- en havenstaten.
- (6)
De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor de afgifte van de internationale certificaten inzake veiligheid en de voorkoming van verontreiniging waarin wordt voorzien door verdragen zoals het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74), het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), evenals voor de uitvoering van die verdragen.
- (7)
Overeenkomstig die verdragen mogen alle lidstaten erkende organisaties, tot op uiteenlopende hoogte toestaan het beantwoorden aan de normen te certificeren en mogen zij de afgifte van de relevante certificaten inzake veiligheid en preventie van verontreiniging delegeren.
- (8)
Vele van de over de gehele wereld bestaande en door de verdragsluitende partijen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) erkende organisaties garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale overheidsdiensten geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of voldoende betrouwbaarheid, omdat zij niet over de betrouwbare en gepaste structuren en ervaring beschikken om hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.
- (9)
Overeenkomstig hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, van SOLAS 74 dienen de lidstaten erop toe te zien dat het ontwerp, de bouw en het onderhoud van schepen die hun vlag voeren, voldoen aan de structurele, mechanische en elektrische vereisten van organisaties die door overheidsdiensten zijn erkend. Deze organisaties zorgen derhalve voor de opstelling en uitvoering van voorschriften voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en zijn verantwoordelijk voor de inspectie van schepen namens de vlaggenstaat en voor de certificering dat deze schepen voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een nauwgezet kwaliteitsbeheer.
- (10)
Met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties spelen een belangrijke rol in de communautaire wetgeving betreffende veiligheid op zee.
- (11)
Met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties moeten hun diensten overal in de Gemeenschap kunnen aanbieden en met elkaar kunnen concurreren, en zij moeten zorgen voor een gelijk niveau van veiligheid en bescherming van het milieu. De nodige professionele normen voor hun activiteiten moeten derhalve overal in de Gemeenschap uniform worden vastgesteld en toegepast.
- (12)
De afgifte van het radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen mag worden toevertrouwd aan particuliere instellingen die voldoende deskundig zijn en gekwalificeerd personeel in dienst hebben.
- (13)
Een lidstaat mag het aantal gemachtigde erkende organisaties beperken overeenkomstig zijn op objectieve en doorzichtige gronden gebaseerde behoeften, waarbij een en ander door de Commissie in overeenstemming met een comitéprocedure wordt gecontroleerd.
- (14)
Aangezien deze richtlijn vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, onderhandelt de Gemeenschap dienovereenkomstig met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, om te zorgen voor een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties.
- (15)
Een nauwe betrokkenheid van de nationale overheidsdiensten bij de controle van schepen en de afgifte van de daarmee verband houdende certificaten met het oog op de volledige naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften is noodzakelijk, zelfs indien de lidstaten voor de uitvoering van door de wet voorgeschreven taken een beroep doen op erkende organisaties die geen deel uitmaken van hun overheidsdiensten. Het is derhalve dienstig een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen deze instanties en de door hen gemachtigde erkende organisaties, hetgeen met zich kan brengen dat de erkende organisaties een plaatselijke vertegenwoordiging hebben op het grondgebied van de lidstaat voor welke zij hun taken verrichten.
- (16)
Wanneer een erkende organisatie, haar inspecteurs of technisch personeel namens de instanties zorgen voor de afgifte van de betrokken certificaten, dienen de lidstaten te overwegen voor hen met betrekking tot deze gedelegeerde activiteiten evenredige juridische waarborgen en rechterlijke bescherming te doen gelden, inclusief passende verweermiddelen, met uitzondering van immuniteit, dat als onvervreemdbaar soevereiniteitsrecht een prerogatief is waarop uitsluitend lidstaten een beroep kunnen doen en dat derhalve niet gedelegeerd kan worden.
- (17)
Verschillen tussen de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid van de namens de lidstaten optredende erkende organisaties zouden een hinderpaal vormen voor de deugdelijke uitvoering van deze richtlijn. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval ter zee, zoals vastgesteld door een rechtbank, met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure.
- (18)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(1).
- (19)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven deze richtlijn te wijzigen met het oog op de opname van latere wijzigingen van internationale verdragen, protocollen, codes en daarmee samenhangende resoluties. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (20)
De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een erkende organisatie verleende machtiging te schorsen of in te trekken; zij brengen hun besluit ter kennis van de Commissie en de andere lidstaten, met vermelding van de redenen daarvoor.
- (21)
Elke lidstaat dient de prestaties van de namens hem optredende erkende organisaties periodiek te beoordelen en de Commissie en alle andere lidstaten van nauwkeurige informatie met betrekking tot die prestaties te voorzien.
- (22)
De lidstaten zijn als havenautoriteiten verplicht voor een grotere veiligheid en een betere preventie van verontreiniging in de communautaire wateren te zorgen door in eerste instantie schepen te controleren die houder zijn van certificaten van organisaties die niet voldoen aan de gemeenschappelijke criteria, en er daarbij zorg voor te dragen dat schepen die onder de vlag van een derde staat varen, geen gunstigere behandeling krijgen.
- (23)
Op dit ogenblik zijn er geen uniforme internationale normen waaraan alle schepen in het bouwstadium of gedurende hun volledige levensduur moeten voldoen met betrekking tot de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur. Dergelijke normen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van erkende organisaties of overeenkomstig gelijkwaardige normen die door de nationale overheidsdiensten moeten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij(1).
- (24)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de invoering van voorschriften die de lidstaten in hun relatie met de inspectie, controle en certificatie van schepen belaste organisaties die in de Gemeenschap werkzaam zijn, dienen toe te passen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (25)
De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.
- (26)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van de in bijlage I, deel B, opgesomde richtlijnen onverlet te laten.
- (27)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’(2) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (28)
De maatregelen die door met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties moeten worden toegepast, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (herschikking)(3),
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 318 van 23.12.2006, blz. 195.
PB C 229 van 22.9.2006, blz. 38.
Advies van het Europees Parlement van 25 april 2007(PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 633), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 juni 2008 (PB C 184 E van 22.7.2008, blz. 11), standpunt van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), besluit van de Raad van 26 februari 2009 en wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.