Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/V.5.7
V.5.7 Rechtspositie van de schuldenaar: wanneer mag of moet de schuldenaar afgaan op de juistheid van de mededeling van cessie?
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS358770:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie Asser/Mijnssen & De Haan 3-I 2006, nr. 281; Pitlo/Reehuis, Heisterkamp 2006, nr. 260; M.W. Scheltema 2008, nr. 20 onder (d); Verbintenissenrecht (Koot), Art. 34, aant. 9 en Vermogensrecht (Van Es), Art. 94, aant. 13.3.
Anders voor het voor 1992 geldende recht: HR 14 januari 1927, NJ 1927, 409, m.nt. PS (Lion/Thunnissen).
Dit is anders indien de schuldenaar weet dan wel behoort te weten dat het de bedoeling van cedent en cessionaris is, dat de cedent op grond van een privatieve last exclusief bevoegd zal zijn om betaling in ontvangst te nemen.
Denk bijvoorbeeld aan het geval dat de cessie is onderworpen aan een opschortende voorwaarde.
Vgl. M.W. Scheltema 2008, nr. 20 onder (d). In geval van een betalingsinstructie van de cedent is de schuldenaar in beginsel gehouden aan de cessionaris te betalen, zie ook hierna: nr. 477.
Zie Pitlo/Reehuis, Heisterkamp 2006, nrs. 260 en 271; M.W. Scheltema 2008, nr. 20 onder (d) en Verbintenissenrecht (Koot), Art. 34, aant. 9.
Aldus: TM, Parl. Gesch. Boek 3, p. 393. Zie evenwel Hof Amsterdam 28 december 2010, LJN: BO9118 (Brotherhood/Heineken), r.o. 3.14, in welk arrest het hof oordeelt dat het enkele feit dat de cessionaris niet aan zijn documentatieplicht ex art. 3:94 lid 4 BW voldoet, opschorting door de schuldenaar van de nakoming van zijn schuld nog niet rechtvaardigt. De schuldenaar zal concrete feiten en omstandigheden moeten stellen waaruit kan worden afgeleid dat hij er op redelijke gronden aan twijfelt of hij bevrijdend aan de cessionaris kan betalen. Vgl. ook: Sector kanton Rb. Alkmaar 18 oktober 2010, LJN: BO5334 (Varde Investments) en Sector kanton Rb. Amsterdam 25 februari 2009, LJN: BI6271 (Varde Investments).
Mogelijk anders: Vermogensrecht (Van Es), Art. 94, aant. 13.3.
Zie Pitlo/Reehuis, Heisterkamp 2006, nrs. 270 en 272.
Dit kan anders zijn, indien de schuldenaar op grond van gedragingen of mededelingen van de cedent die na de mededeling van cessie hebben plaatsgevonden, redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat de vordering toch niet is gecedeerd. Denk aan een mededeling van cessie die door de cedent op een factuur is geplaatst en later door de cedent wordt herroepen, zonder dat de schuldenaar ook van de cessionaris bericht van de cessie heeft ontvangen. Vgl. Sector kanton Rb. ’s-Hertogenbosch 16 december 2010, NJF 2011/328.
Het enkele feit dat het de schuldenaar niet (volledig) duidelijk is of de overdracht rechtsgeldig is, levert voor hem nog geen redelijke grond op om te twijfelen aan wie de betaling moet geschieden. Ook kan de schuldenaar niet verlangen dat de cedent aantoont dat de vordering is overgedragen en in afwachting daarvan de betaling opschorten. Daar staat tegenover dat een betaling aan de cessionaris de schuldenaar in beginsel zonder meer bevrijdt, ook als achteraf blijkt dat de cessie niet geldig was. Zie nr. 475.
Ook in dat geval geldt echter dat de schuldenaar in ieder geval aan de cessionaris dient te betalen, en de betaling niet mag opschorten, indien de cedent hoe dan ook wil dat de schuldenaar aan de cessionaris betaalt. De schuldenaar dient in beginsel immers de betalingsinstructie van de cedent op te volgen.
De schuldenaar is naar mijn mening in beginsel niet bevoegd om betaling op te schorten totdat de verlangde documentatie wordt overgelegd. Volgens art. 6:37 BW is de schuldenaar immers alleen dan bevoegd tot opschorting, indien hij op redelijke gronden twijfelt aan wie de betaling moet geschieden. Zoals vermeld, brengt het feit dat de cedent de cessie mededeelt met zich dat er, zonder bijkomende omstandigheden, geen redelijke gronden voor de schuldenaar zijn om te twijfelen of hij aan de cessionaris moet betalen.
Dit is anders indien er gegronde redenen voor de schuldenaar zijn om de mededeling niet serieus te hoeven nemen.
Dit is anders indien er voor de schuldenaar gegronde redenen zijn om de mededeling van cessie niet serieus te nemen. In dat geval dient de schuldenaar te betalen aan de cedent en kan hij de betaling niet opschorten, aangezien er geen redelijke gronden zijn om te twijfelen aan wie de betaling moet geschieden.
475. Betaling aan de cessionaris na mededeling door de cedent. Zowel in geval van een openbare cessie als een stille cessie die later alsnog wordt medegedeeld, geldt dat als de mededeling van cessie uitgaat van de schuldeiser/cedent, de schuldenaar in het algemeen mag aannemen dat de vordering is overgegaan op de in de mededeling genoemde cessionaris en dat deze als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd is.1 Als de mededeling van de cedent is uitgegaan, mag de schuldenaar zonder meer aannemen dat de cedent de vordering heeft willen overdragen. De schuldenaar hoeft niet, bijvoorbeeld op grond van zijn documentatierecht van art. 3:94 lid 4 BW, te verifiëren of er een cessie-akte bestaat.2 Een betaling aan de cessionaris zal de schuldenaar in beginsel bevrijden,3 ook indien achteraf blijkt dat de overdracht geldigheid ontbeerde omdat niet aan alle vereisten voor overdracht was voldaan (zie art. 6:34 BW).4 Van de schuldenaar kan niet worden verwacht dat hij een onderzoek instelt naar de vraag of aan alle vereisten van overdracht is voldaan. De cessie gaat geheel buiten hem op. Het zal voor de schuldenaar veelal moeilijk, zo niet ondoenlijk, zijn om vast te stellen of de titel voor de overdracht wel geldig is en of de cedent wel beschikkingsbevoegd is of dat deze bevoegdheid ontbreekt omdat hij de vordering al eerder stil heeft gecedeerd aan een derde. Evenmin hoeft hij een onderzoek in te stellen naar de precieze modaliteiten van de overdracht.5 Slechts in het geval dat de schuldenaar weet dat de cessie niet geldig is, dan wel sterke vermoedens daarvoor heeft, bevrijdt de betaling aan de cessionaris hem in beginsel niet. Dit is anders indien de schuldenaar ervan uit mocht gaan dat de cedent met de betaling aan de cessionaris instemde, bijvoorbeeld doordat de cedent hem te kennen heeft gegeven geen bezwaar tegen de betaling te hebben.6
Het voorgaande geldt in gelijke mate in het geval de cessionaris of een derde de cessie heeft medegedeeld namens de cedent als diens gevolmachtigde. De mededeling wordt toegerekend aan de cedent (art. 3:66 lid 1 BW). Wel kan de schuldenaar onder omstandigheden gehouden zijn een onderzoek in te stellen naar de vraag of er door de cedent wel een rechtsgeldige en toereikende volmacht is afgegeven (vgl. art. 3:61 lid 2 BW).
476. Betaling aan de cessionaris na mededeling door de cessionaris. Indien de cessionaris de cessie mededeelt zal de schuldenaar er niet zonder meer op mogen vertrouwen dat zijn schuldeiser beoogt de vordering te cederen. De schuldenaar dient zich ervan te vergewissen of de cedent de vordering werkelijk heeft willen overdragen. Alleen dan komt de schuldenaar mogelijk een beroep toe op art. 6:34 BW, mocht later blijken dat de cessionaris niet tot de betaling gerechtigd was. Hij kan daartoe navraag doen bij de cedent. Bovendien kan de schuldenaar ingevolge art. 3:94 lid 4 BW verlangen dat hem een door de cedent gewaarmerkt uittreksel van de akte en haar titel ter hand wordt gesteld.7 Is van de titel geen akte opgemaakt, dan moet de schuldenaar de inhoud van de titel, voor zover van belang, schriftelijk worden medegedeeld. Het niet verstrekken van het uittreksel doet de overdracht niet ongeldig zijn, maar geeft de schuldenaar in de regel het recht de nakoming van zijn schuld op te schorten (art. 6:37 BW).8 Maakt de schuldenaar geen gebruik van zijn documentatierecht, dan loopt hij het risico dat een betaling aan de cessionaris niet bevrijdend is.
Overigens zou ik willen aannemen dat de onderzoeksplicht van de schuldenaar is beperkt tot de vraag of de cedent werkelijk beoogt de vordering te cederen. De schuldenaar behoeft in beginsel niet te onderzoeken of aan alle vereisten voor een geldige overdracht is voldaan (zie hiervoor).9 Indien de schuldenaar een door de cedent gewaarmerkt uittreksel van de akte en de titel wordt overgelegd, dan mag hij er in beginsel van uitgaan dat er een geldige cessie heeft plaatsgevonden. Wordt hem echter door de cessionaris een niet door de cedent ondertekende akte of door de cedent gewaarmerkt uittreksel daarvan ter hand gesteld, dan mag de schuldenaar er niet op vertrouwen dat de cedent de vordering werkelijk heeft willen overdragen. In dat geval zal de schuldenaar nadere informatie moeten inwinnen bij de cedent. De schuldenaar die op redelijke gronden twijfelt aan wie hij moet betalen, kan de betaling opschorten tot hem duidelijkheid is verschaft (art. 6:37 BW).10
477. Betaling aan de cedent/opschorting van de betaling na ontvangst van een mededeling van cessie. In het voorgaande ging het om de vraag of de schuldenaar mag afgaan op een mededeling van cessie en bevrijdend kan betalen aan de cessionaris, ook als blijkt dat er geen geldige overdracht heeft plaatsgevonden. Een andere vraag is of de schuldenaar, ondanks de ontvangst van een mededeling van cessie, nog bevrijdend kan betalen aan de cedent en of hij de betaling kan opschorten, ook al heeft er wel een geldige overdracht van de vordering plaatsgevonden en al is de schuldenaar in de mededeling van cessie geïnstrueerd om aan de cessionaris te betalen. Deze vraag is vooral van belang voor de cessionaris, aangezien de cessionaris wenst dat de schuldenaar aan hem zal betalen zonder de betaling op te schorten. Uitgangspunt is dat de schuldenaar enkel nog bevrijdend kan betalen aan de cedent, indien hij de cedent ondanks de ontvangst van de mededeling van cessie op redelijke gronden nog als zijn schuldeiser mocht beschouwen of mocht aannemen dat uit anderen hoofde aan de cedent moest worden betaald (art. 6:34 lid 1 BW).
Indien de cedent de cessie, al dan niet samen met de cessionaris, mededeelt met de opdracht om aan de cessionaris te betalen, dan kan de schuldenaar in beginsel niet meer bevrijdend betalen aan de cedent en evenmin de betaling opschorten. De schuldenaar zal in beginsel moeten afgaan op de juistheid van de mededeling van cessie die hij van de cedent heeft ontvangen. Een betaling aan de cedent bevrijdt de schuldenaar niet, aangezien de schuldenaar de cedent als gevolg van diens mededeling in beginsel niet meer op redelijke gronden als zijn schuldeiser mag beschouwen (vgl. art. 6:34 BW).11 Evenmin is de schuldenaar bevoegd de betaling van zijn schuld aan de cessionaris op te schorten totdat hem volstrekt duidelijk is dat de cessie rechtsgeldig is. Indien de cedent de cessie mededeelt, zal er in de regel voor de schuldenaar geen redelijke grond zijn om te twijfelen aan wie de betaling dient te geschieden.12 Slechts onder bijkomende omstandigheden kan dit anders zijn, zoals in het geval dat er voor de schuldenaar reële redenen zijn om aan de geldigheid van de cessie te twijfelen.13 Het feit dat de schuldenaar in beginsel op de juistheid van de mededeling van de cedent moet vertrouwen, doet er niet aan af dat de schuldenaar bevoegd is om het documentatierecht van art. 3:94 lid 4 BW in te roepen.14
Indien de cessionaris de cessie mededeelt dan zal de schuldenaar, zoals hiervoor is gebleken, niet zonder meer mogen afgaan op de juistheid van de mededeling. Dit betekent echter niet dat de schuldenaar de ontvangen mededeling mag negeren en dat hij nog zonder meer bevrijdend kan betalen aan de cedent of de betaling kan opschorten. De schuldenaar moet er immers rekening mee houden dat de vordering op hem wel eens werkelijk overgedragen zou kunnen zijn.15 Het feit dat de cedent ontkent dat er een cessie heeft plaatsgevonden, is niet voldoende voor een bevrijdende betaling aan de cedent. De schuldenaar zal de cessionaris in de gelegenheid moeten stellen de cessie te bewijzen. De cessionaris kan daartoe bijvoorbeeld de door de cedent ondertekende cessie-akte overleggen, dan wel de schuldenaar een door de cedent gewaarmerkt uittreksel van de akte en haar titel ter hand stellen. De schuldenaar kan zijnerzijds het documentatierecht van art. 3:94 lid 4 BW inroepen. Zolang het de schuldenaar op redelijke gronden niet duidelijk is of de vordering rechtsgeldig is overgedragen, is hij bevoegd de betaling op te schorten (art. 6:37 BW).16
Uit het voorgaande blijkt dat het voor de rechtspositie van de cessionaris te prefereren valt dat de cedent – en bij voorkeur ook de cessionaris – de cessie aan de schuldenaar mededeelt. Een mededeling door de cedent brengt in de regel immers met zich dat de schuldenaar niet meer bevrijdend kan betalen aan de cedent en de betaling ook niet kan opschorten. Een mededeling door alleen de cessionaris bergt het risico in zich dat de schuldenaar de betaling van de schuld bevoegdelijk opschort totdat hem duidelijkheid over de cessie is verschaft.