Hof Arnhem, 18-09-2012, nr. 200.091.157
ECLI:NL:GHARN:2012:BX9224, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
18-09-2012
- Zaaknummer
200.091.157
- LJN
BX9224
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BX9224, Uitspraak, Hof Arnhem, 18‑09‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9397, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:2072, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
NTM/NJCM-bull. 2013/18 met annotatie van M.M. Groothuis
Uitspraak 18‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige publicaties op websites, waaronder sites met de naam van de wederpartij; vervolg op de rechterlijke beslissingen BQ9397, BM9448 en BR0246
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.091.157
(zaaknummer rechtbank 300029)
arrest van de eerste kamer van 18 september 2012
in het kort geding van
[A],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: [A],
advocaat: mr. H.G.D. ter Horst,
tegen:
1 [B] en
2 de stichting Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid-Nederland,
wonende, respectievelijk gevestigd te Utrecht,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk: [geïntimeerden], en afzonderlijk: [B] en de stichting.
advocaat: mr. M.M.E. Antic.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 15 juni 2011 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht heeft gewezen tussen [A] als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie. Het vonnis is gepubliceerd onder LJN: BQ9397.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding in hoger beroep d.d. 11 juli 2011,
- -
het herstelexploot van 20 juli 2011,
- -
de memorie van grieven met producties,
- -
de memorie van antwoord tevens van incidenteel hoger beroep met producties,
- -
de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Bij vonnis in kort geding van 23 juni 2010, gepubliceerd onder LJN: BM9448, bekrachtigd bij arrest van het hof Amsterdam van 5 juli 2011, gepubliceerd onder LJN: BR0246, waartegen [B] beroep in cassatie heeft ingesteld, heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht [B] wegens onrechtmatig handelen jegens [A] op zijn vordering, op straffe van verbeurte van dwangsommen, bevolen om binnen 24 uur na betekening van dat vonnis:
- -
de website www.[domeinnaam 1] en daarin opgenomen passages zoals in dat vonnis in 2.12 vermeld van het internet te verwijderen en verwijderd te houden,
- -
bij de domeinnaamhouder van de website www.[domeinnaam 1] een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden, van de website www.[domeinnaam 1] en de daarin opgenomen passages zoals in dat vonnis in 2.12 vermeld met gelijktijdig afschrift van dat verzoek aan [A] en
- -
bij elk van de exploitanten van de zoekmachines genoemd onder c in het petitum van de dagvaarding een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de in het vonnis in 2.12 vermelde inhoud, met gelijktijdig afschrift van die verzoeken aan [A].
4.2
Ter voldoening aan dit vonnis heeft [B] de inhoud gewijzigd van de website onder de domeinnaam www.[domeinnaam 1].
4.3
Op 8 januari 2010 had [B] inmiddels de stichting opgericht met als activiteit: "Het verbeteren van de positie van slachtoffers van medische fouten en nabestaanden, alsmede van patiëntveiligheid en kwaliteit van gezondheidszorg". De stichting heeft een eigen domeinnaam www.sin-nl.org met website.
Omdat het vonnis van 23 juni 2010, zoals [geïntimeerden] (bij memorie van antwoord onder 13) aanvoeren, [B] monddood had gemaakt, zag zij zich genoodzaakt een nieuwe website in het leven te roepen. Daarom heeft ([B] als enig bestuurder van) de stichting op 22 november 2010 de domeinnaam [domeinnaam 2] geregistreerd en een website onder die domeinnaam gehangen.
4.4
In eerste aanleg heeft [A] zijn vorderingen in conventie toegespitst op het enkele gebruik door [geïntimeerden] van de domeinnaam [domeinnaam 2], ongeacht de inhoud van de aanhangende website. In reconventie hebben [geïntimeerden] een aantal vorderingen ingesteld tegen de executie door [A] van de bij het vonnis van 23 juni 2010 opgelegde dwangsommen.
4.5
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter het in conventie gevorderde afgewezen en in reconventie het door [A] gelegde executoriaal beslag opgeheven met bevel aan [A] om zijn medewerking aan die opheffing te verlenen en hem geboden de executie van de dwangsommen te staken mits en zolang [B] de website www.[domeinnaam 1] (daarmee niet doelend op de domeinnaam [domeinnaam 1]) verwijderd houdt.
4.6
Bij memorie van grieven heeft [A] zijn grieven I en II gericht tegen de afwijzing van de vordering in conventie en grief III tegen de toewijzing van de vordering in reconventie. Bij deze memorie heeft [A] zijn vordering in conventie gewijzigd zodat deze thans luidt:
dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
- I.
[geïntimeerden], ieder hoofdelijk, zal gelasten om, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest, hun onrechtmatig handelen jegens [A] ten aanzien van de naam Jan [A], rechtstreeks dan wel door middel van een op enigerlei wijze met haar verbonden rechtspersoon te staken en gestaakt te houden en/of ieder ander gebruik van een of meer domeinnamen bestaande uit de naam van [A] en meer in het bijzonder de registratie en/of het gebruik van de domeinnamen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] alsmede alle mogelijke denkbare variaties hierop, al dan niet in combinatie met zijn functie als arts of een van zijn nevenfuncties zoals vermeld onder de memorie van grieven sub 4, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt;
- II.
[geïntimeerden], ieder hoofdelijk, zal gelasten om op eigen kosten, binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest, al datgene te doen wat nodig is om de domeinnamen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] op naam te stellen van [A] met dien verstande dat [A] bij de betekening zal aangeven naar welke internetprovider de domeinnamen verhuisd moeten worden en op welke naam de domeinnamen gesteld moeten worden bij de Stichting Internet Domeinnaamregistratie Nederland;
- III.
[A] zal machtigen om, indien [geïntimeerden] nalaten binnen twee dagen na betekening van het arrest aan de veroordeling te voldoen, het in dezen te wijzen arrest in de plaats te stellen van de wilsverklaringen van [geïntimeerden] met betrekking tot de onder II gevorderde voorziening;
- IV.
[geïntimeerden] zal gelasten om, binnen twee dagen na het in dezen te wijzen arrest, iedere verwijzing naar de naam van [A] op haar internetsite te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat een overtreding voortduurt;
- V.
[geïntimeerden] zal gelasten om een koppeling naar het arrest van het hof bij wijze van rectificatie gedurende minimaal een half jaar bovenaan de startpagina van de website van de stichting te publiceren op een voor de bezoekers van de website overduidelijke wijze, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat dit wordt nagelaten;
- VI.
[geïntimeerden] zal veroordelen tot een schadevergoeding van € 5.000 aan [A] uit hoofde van onrechtmatige daad in verband met alle onrechtmatige teksten die zij in het verleden over [A] op internet hebben gepubliceerd;
- VII.
[geïntimeerden] zal veroordelen in zowel de kosten van deze procedure als die van de procedure in eerste aanleg.
Uit de formulering van het appelexploot en grief III leidt het hof met [geïntimeerden] af dat [A] in hoger beroep ook vernietiging van het vonnis in reconventie vordert alsmede afwijzing van de vordering in reconventie.
4.7
Betrof de conventie in eerste aanleg uitsluitend de vraag of [B] en/of de stichting de domeinnamen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] mochten gebruiken, in hoger beroep gaat het mede om de inhoud van de desbetreffende websites.
4.8
Wat betreft de website onder de domeinnaam www.sin-nl.org moet worden opgemerkt dat [A] daarvan, afgezien van de door hem gewraakte verwijzing naar de domeinnaam [domeinnaam 1] en naar zijn naam, geen bijzondere inhoud heeft vermeld en deze website op zichzelf ook niet aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. De beoordeling van de vordering zal dus beperkt moeten zijn tot die verwijzing en naamsvermelding.
4.9
De website www.[domeinnaam 1] vermeldde destijds en vermeldt thans onder meer:
"Deze website is eigendom van de stichting SIN-NL organisatie ter verbetering van de positie van slachtoffers van medische fouten
Dr [A] verzwijgt ernstige medische fouten van collega-artsen en schendt zijn wettelijke zorgplicht
Feiten en documenten mbt falend neuroloog [A]: [domeinnaam 2], eigendom van de stichting SIN-NL
(…)
NIEUWS 8 nov. 2011: SIN-NL organisatie voor slachtoffers van medische fouten publiceert een nieuw feit inzake falen van neuroloog [A].
Neuroloog [A] verzwijgt een erfelijke ziekte bij Mr [B], voorzitter SIN-NL en slachtoffer van foutieve instrumentele neurochirurg, zie:
Actueel en onderstaande korte documentaire: Medische fout en zwijgafspraak der artsen: de medische tijdbom in het hoofd van [B]
(filmpje, hof)
RU
NIEUWS 1 sept 2011: Cassatie bij Hoge Raad
inzake www.[domeinnaam 1] over falen neuroloog [A], zie Actueel
(…)".
4.10
De website [domeinnaam 2] vermeldde en vermeldt:
"Home-doelstelling: Feiten en documenten over falend neuroloog [A]
Dr.[A] verzwijgt ernstige medische fouten van collega-artsen en schendt zijn wettelijke zorgplicht zie: [domeinnaam 2] en www.[domeinnaam 1]
Deze website is eigendom van de stichting SIN-NL. Onderwerp is [A], neuroloog UMC Groningen. [A] kiest ondanks schriftelijke verwijzing door een revalidatiearts en 51 documenten voor het verzwijgen van de ernstige neurologische gevolgen van experimentele neurochirurgie zonder toestemming verricht bij [B], voorzitter SIN-NL. Zij werd door deze medische fout vrijwel volledig invalide.
Op 15 juni 2011 verleende de Rechtbank Utrecht toestemming voor deze website."
4.11
Het hof gaat, mutatis mutandis, uit van het in het arrest van het hof Amsterdam van 5 juli 2011 opgenomen criterium:
"4.6
Het hof stelt voorop dat de vordering van [A] om [B] te veroordelen om (bij de domeinnaamhouder en de exploitanten van zoekmachines een verzoek in te dienen om) de – hiervoor onder 4.2 – aangehaalde passages van de website (www.[domeinnaam 1], hof) te verwijderen, een beperking vormt van het door artikel 10, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting van [B]. Dit recht kan ingevolge het tweede lid van dat artikel slechts beperkt worden indien een inbreuk op dat recht een wettelijke grondslag kent en in een democratische samenleving noodzakelijk is, in het belang van – bijvoorbeeld – de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Die wettelijke grondslag kan gevonden worden in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, dat schadeplichtigheid in het leven roept voor het plegen van onrechtmatige daden. De eer en goede naam worden gerekend tot het door artikel 8 EVRM verzekerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
In het onderhavige geval is er derhalve sprake van een botsing tussen twee fundamentele rechten: aan de ene kant het belang van [B] om zich in het openbaar kritisch, informerend en/of waarschuwend te kunnen uitlaten over gebeurtenissen en ervaringen met de medische wereld, bedoeld ter voorlichting van het publiek omtrent misstanden die de samenleving raken, en aan de andere kant het belang van [A] om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen die afbreuk doen aan zijn integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de geuite verdenkingen, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben, de ernst van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak willen stellen, de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen, de aard van het medium waarin de uitlatingen zijn gedaan en het gedrag en de positie van de benadeelde."
4.12
Waarmee is het allemaal begonnen?
[B] is in 2000 in Duitsland door een neurochirurg tweemaal geopereerd. Het betrof een experimentele hersenoperatie, waarbij teflon in haar hersenen is geplaatst, dat later is verhard en operatief vervangen door nog meer teflon. Omdat [B] ernstige klachten had (ernstige invaliditeit en hartritme- en bloeddrukstoornissen met alle gevolgen vandien) is zij op een verwijsbrief van revalidatiearts [de arts] op 17 mei 2005 eenmaal op consult geweest bij [A]. Partijen verschillen van mening over de vraag of [A] [B] daarbij voldoende heeft onderzocht, volgens [B] niet, volgens [A] wel. Naar [geïntimeerden] niet hebben weersproken, heeft [A] [B] toen aangeboden verder op haar probleem in te gaan na ontvangst van complete informatie uit haar medisch verleden. Toen [B] verdere informatieverstrekking weigerde, heeft [A], omdat hij haar niet kon bieden wat zij verlangde, het consult beëindigd en [B] geadviseerd een andere specialist te consulteren. Sindsdien ageren [geïntimeerden] tegen [A] een aantal jaren ook op internet.
4.13
[geïntimeerden] hebben hun toon in relatie tot het verleden (toen [B] [A] nog misdrijven van fraude, mishandeling, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, het achterlaten van een hulpbehoevende in nood en doodslag c.q. moord op termijn verweet) wel enigszins gematigd. Dit neemt echter niet weg dat de website www.[domeinnaam 1] nog steeds een foto van [A] toont met een zwarte balk over zijn ogen, hetgeen de indruk wekt van een voortvluchtige crimineel. Het onderschrift daarbij suggereert dat [A] zelf betrokken was bij en medeverantwoordelijk is voor de experimentele teflonoperaties. Daarnaast wordt hem verzwijging van ernstige medische fouten van collega-artsen (de operateurs) verweten, schending van zijn wettelijke zorgplicht, falen als neuroloog en verzwijging van een erfelijke ziekte van [B]. Hoewel dat van hen mocht worden verwacht, hebben [geïntimeerden] in geen enkel stadium van deze procedure uiteengezet waarom [A]’ enkele, wegens gegevensweigering voorshands gerechtvaardigd te oordelen, weigering van de voortzetting van een eerste consult en (verdere) behandeling ook maar een van deze verwijten zou rechtvaardigen. In feite komt het erop neer dat [B], hoezeer haar medische voorgeschiedenis ook zorgwekkend voorkomt, al haar boosheid over het afbreken van het consult van 17 mei 2005 daarna is gaan afreageren op [A] door hem na enkele brieven op internet te beschuldigen zoals hiervoor omschreven. Het gaat hier om lichtvaardige en ongefundeerde verdachtmakingen die afbreuk doen aan de integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam van [A] als neuroloog. Zij vinden vooralsnog geen rechtvaardiging in het eenmalige afgebroken consult.
4.14
Deze mededelingen worden niet gerechtvaardigd door de doelen van [geïntimeerden] om medische misstanden aan de kaak te stellen. Voorshands is niet gebleken dat [A] een fout heeft gemaakt, laat staan heeft bijgedragen aan medische misstanden. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat [A], tevens hoogleraar, een vooraanstaand medicus is.
4.15
Het hof verwijst voorts naar de rechtsoverwegingen 4.10 tot en met 4.13 uit het arrest van 5 juli 2011, welke, enigszins aangepast, ook op de nieuwe situatie van toepassing zijn.
4.16
[geïntimeerden] hebben de beschuldigingen nu geplaatst op de website [domeinnaam 2]. Vaststaat dat deze website bij gebruik van de diverse internet-zoekmachines bovenaan de lijst met ‘hits’ verschijnt wanneer de achternaam van [A] wordt ingetypt. Zowel privé- als zakelijke relaties van [A], en (eventuele toekomstige) patiënten worden bij een eerste zoektocht naar informatie over dan wel gegevens van [A] derhalve met deze beschuldigingen geconfronteerd. Het is dan ook aannemelijk dat [A] aanzienlijke hinder ondervindt van de door [geïntimeerden] in de lucht gehouden website [domeinnaam 2] met de daarop geuite ongefundeerde en diffamerende beschuldigingen en de beide andere websites (www.[domeinnaam 1] en www.sin-nl.org) die verwijzen naar de website [domeinnaam 2].
4.17
[geïntimeerden] voeren aan dat zij belang hebben bij handhaving van de uitlatingen op de websites www.[domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] (welke praktisch uitsluitend zijn gewijd aan [A]), vanwege het feit dat die websites voldoen aan de doelstellingen van de stichting en een onderdeel zijn van haar strategie om publiciteit en aandacht te genereren voor medische fouten en de wijze waarop daarmee tot op heden door de medische wereld wordt omgegaan. De website is dus opgezet in het algemeen belang en dient om mensenlevens te redden, aldus [geïntimeerden]
4.18
Naar het voorlopig oordeel van het hof maakt het voorgaande, in samenhang bezien, – waarbij het hof met name gewicht toekent aan de ernst van de ongefundeerde beschuldigingen, het gebrek aan feitelijke onderbouwing, en het feit dat de beschuldigingen staan op websites onder de domeinnaam waarin [A]’ achternaam voorkomt – dat het belang van [A] bij verwijdering van de beschuldigingen zwaarder weegt dan het belang van [B] om aandacht te vragen voor (het verzwijgen van) medische fouten.
4.19
In het verlengde hiervan acht het hof het registreren van de domeinnamen www.[domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] en het lanceren van de onderhavige websites, met als kennelijk doel om onder een groot publiek, waaronder – zo valt uit de keuze van de naam van de website af te leiden – met name relaties en patiënten van [A], lichtvaardige, ongefundeerde en ernstige beschuldigingen ten aanzien van [A] bekend te maken, voorshands eveneens onrechtmatig. De websites zijn enkel gewijd aan verdachtmakingen jegens [A] en niet is gesteld noch aannemelijk is geworden dat [geïntimeerden] de websites voor enig ander doel wensen te gebruiken en dat de relaties en patiënten van [A] daarbij niet zullen worden blootgesteld aan lichtvaardige en ongefundeerde verdachtmakingen die afbreuk doen aan zijn integriteit, geloofwaardigheid, eer en goede naam.
4.20
Ook wanneer ervan moet worden uitgegaan dat de stichting thans rechthebbende op de beide domeinnamen is, maakt dat het voorgaande niet anders ten opzichte van [B]. Vaststaat dat [B] de domeinnamen steeds heeft geregistreerd: www.[domeinnaam 1] aanvankelijk op haar eigen naam, maar later overgedragen aan de stichting, en [domeinnaam 2] door haar als enig bestuurder van de stichting, zodat zij uit dien hoofde als enige bij machte is om de websites te doen verwijderen. Ook [B] valt persoonlijk een ernstig verwijt te maken van het voortduren van het onrechtmatig gebruik van de beide domeinnamen en websites. In wezen gebruikt zij de stichting om de consequenties van het vonnis van 23 juni 2010 te ontgaan.
4.21
Op grond van al het voorgaande slagen de grieven I en II in het principaal appel.
4.22
Omdat [geïntimeerden] op internet doorgaan met hun voorshands onterechte beschuldigingen aan het adres van [A] heeft hij ook thans nog steeds een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, met uitzondering van zijn vordering tot schadevergoeding in conventie onder VI, waarvoor hij geen omstandigheden heeft aangewezen die meebrengen dat een voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden (volgens de criteria voor een incasso kort geding).
4.23
De vorderingen in conventie onder I, versterkt met nevenvordering onder III, en IV zijn toewijsbaar, waarbij het bevel onder IV wordt beperkt tot die verwijzingen welke onrechtmatig zijn. Dit alles geldt ook voor de website onder de domeinnaam www.sin-nl.org.
De vordering in conventie onder II heeft betrekking op de beide exclusief aan [A] gewijde websites/domeinnamen, vormt een passende maatregel ter preventie van nog weer nieuwe inbreuken en is, ook bij wege van schadevergoeding, gerechtvaardigd, zodat deze eveneens voor toewijzing vatbaar is.
De rectificatievordering in conventie onder V is ook toewijsbaar.
De gevorderde dwangsommen zullen aan een ruimere termijn worden gebonden en gemaximeerd zoals hieronder vermeld.
4.24
Tegen de afwijzing van de reconventie heeft [A] grief III in het principaal appel aangevoerd. In het incidenteel appel klagen [geïntimeerden] onder hun enige grief dat de voorzieningenrechter [A] niet heeft veroordeeld tot terugbetaling van de door hem reeds onder het volgens hen onrechtmatige uitkeringsbeslag geïncasseerde gelden.
4.25
Hierover oordeelt het hof als volgt.
In het vonnis van 23 juni 2010 is aan [B] onder meer bevolen om 1. de website www.[domeinnaam 1] en daarin opgenomen passages zoals in dat vonnis in 2.12 vermeld van het internet te verwijderen en verwijderd te houden en 2. daartoe bij de domeinnaamhouder een verzoek in te dienen tot het verwijderen en verwijderd houden van de website en de daarin opgenomen passages. Uit de combinatie van de beide bevelen onder 1. en 2., betrokken op zowel de website als de daarin opgenomen passages, behoorde [B] redelijkerwijs te begrijpen dat zij ervoor zorg moest dragen dat ook de website www.[domeinnaam 1] zelf moest verdwijnen van het internet. Dat heeft zij nagelaten en daarna zelfs op deze website een verwijzing geplaatst naar de door (haar voor) de stichting opgerichte website [domeinnaam 2] omdat het vonnis van 23 juni 2010 haar zelf monddood zou hebben gemaakt, dus om de veroordeling bewust te ontgaan.
Grief III in het principaal appel is daarom terecht voorgesteld. De in reconventie ingestelde vorderingen tot opheffing van het executoriaal beslag moeten alsnog worden afgewezen. [A] was daarom gerechtigd om gelden onder dat beslag te incasseren. Voor terugbetaling hebben [geïntimeerden] geen bijzondere grond aangevoerd. Hun enige grief in het incidenteel appel wordt verworpen.
5. Slotsom
5.1
Het principaal appel slaagt, zodat het bestreden vonnis in conventie en in reconventie moet worden vernietigd.
5.2
Het incidenteel appel wordt verworpen.
5.3
Het in conventie gevorderde is toewijsbaar zoals hieronder vermeld.
5.4
Het in reconventie gevorderde zal worden afgewezen.
5.5
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg in conventie en in reconventie aan de zijde van [A] zullen worden vastgesteld op:
- -
explootkosten € 90,81
- -
griffierecht € 258,00
totaal verschotten € 348,81, en
voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
- 3.
punten x tarief II € 452: € 1.356.
5.6
De kosten voor de procedure in het principaal en incidenteel appel aan de zijde van [A] zullen worden vastgesteld op:
- -
explootkosten € 90,81
- -
griffierecht € 284,00
totaal verschotten € 374,81, en
voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
1,5 punt x appeltarief II € 894: € 1.341.
6.
De beslissing
Het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
in het principaal appel:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 15 juni 2011 in conventie en in reconventie en doet opnieuw recht:
in conventie:
- I.
gelast [geïntimeerden], hoofdelijk, om, binnen twee weken na betekening van dit arrest, hun onrechtmatig handelen jegens [A] ten aanzien van de naam [A], rechtstreeks dan wel door middel van een op enigerlei wijze met haar verbonden rechtspersoon te staken en gestaakt te houden en/of ieder ander gebruik van een of meer domeinnamen bestaande uit de naam van [A] en meer in het bijzonder de registratie en/of het gebruik van de domeinnaam [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] alsmede alle mogelijke denkbare variaties hierop, al dan niet in combinatie met zijn functie als arts of een van zijn nevenfuncties zoals vermeld onder de memorie van grieven sub 4, te staken en/of gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een aan [A] te betalen dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt;
- II.
gelast [geïntimeerden], hoofdelijk, om op eigen kosten, binnen twee weken na betekening van dit arrest, al datgene te doen wat nodig is om de domeinnamen [domeinnaam 1] en [domeinnaam 2] op naam te stellen van [A] met dien verstande dat [A] bij de betekening zal aangeven naar welke internetprovider de domeinnamen verhuisd moeten worden en op welke naam de domeinnamen gesteld moeten worden bij de Stichting Internet Domeinnaamregistratie Nederland;
- III.
machtigt [A] om, indien [geïntimeerden] nalaten tijdig na betekening van dit arrest aan de veroordeling onder II te voldoen, dit arrest in de plaats te stellen van de wilsverklaringen van [geïntimeerden] met betrekking tot de onder II gevorderde voorziening;
- IV.
gelast [geïntimeerden] om, binnen twee weken na dit arrest, iedere onrechtmatige verwijzing naar de naam van [A] op haar internetsite te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een aan [A] te betalen een dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat een overtreding voortduurt;
- V.
gelast [geïntimeerden] om, binnen twee weken na betekening van dit arrest, een koppeling naar dit arrest bij wijze van rectificatie gedurende minimaal een half jaar bovenaan de startpagina van de website van de stichting te publiceren op een voor de bezoekers van de website overduidelijke wijze, zulks op straffe van verbeurte van een aan [A] te betalen dwangsom van € 1.000 voor iedere dag of dagdeel dat dit wordt nagelaten;
- VI.
bepaalt dat boven een totaalbedrag van € 150.000 geen dwangsommen meer worden verbeurd;
in reconventie:
wijst al het gevorderde af;
in het incidenteel appel:
verwerpt het hoger beroep;
in het principaal en incidenteel appel voorts:
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van de eerste aanleg in conventie in reconventie en van het principaal en incidenteel appel, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [A] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 348,81 voor verschotten en op € 1.356 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 374,81 voor verschotten en op € 1.341 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, H. Wammes en B.J. Lenselink, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.