Hof 's-Gravenhage, 11-06-2009, nr. 22-001103-08, nr. 10-710128-06
ECLI:NL:GHSGR:2009:BI8392, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
11-06-2009
- Magistraten
Mrs. S.J.A.M. van Gend, D. Jalink, G.N. Roes
- Zaaknummer
22-001103-08
10-710128-06
- LJN
BI8392
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BI8392, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 11‑06‑2009; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP2675, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP2675
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑06‑2009
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning van een ouder echtpaar. De slachtoffers zijn midden in de nacht in hun slaap overvallen en zijn vervolgens bedreigd en geslagen met vuurwapens, vastgebonden, geslagen, over de grond gesleept en met woorden bedreigd. De slachtoffers hebben hierbij letsel opgelopen en hebben onder dit geweld en deze bedreigingen de kluizen in de woning aangewezen dan wel geopend. De daders hebben grote geldbedragen aan onder andere buitenlandse valuta en een groot aantal andere waardevolle goederen buitgemaakt. De slachtoffers werden vervolgens geboeid en in doodsangst achtergelaten in hun huis. De verdachte heeft geen hoger beroep ingesteld. Daaruit volgt dat voor verzoeken zijnerzijds als de onderhavige – die tot doel hebben om in hoger beroep de bewijsvraag weer aan de orde te stellen – in beginsel geen plaats is, zodat die verzoeken reeds om deze reden moeten worden afgewezen. Het hof kan niet geheel uitsluiten dat zich gevallen laten denken waarin bijzondere feiten of omstandigheden aanleiding zouden kunnen geven om van genoemd beginsel af te wijken, doch daarvan is in casu niet gebleken.
Mrs. S.J.A.M. van Gend, D. Jalink, G.N. Roes
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 26 februari 2009 en 28 mei 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep — behoudens de opgelegde straf — zal worden bevestigd, en dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 04 februari 2006 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen op/aan de [adres aangevers]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder meer) geld (te weten een bedrag van ongeveer 10.000 Euro of daaromtrent en/of voor ongeveer 4.500 euro aan Thaise Bath en/of ongeveer 100 pond) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een computer en/of een of meer flatscreen(s) en/of een camera en/of een video/DVD speler en/of een mobiele telefoon en/of een fotocamera en/of één of twee paspoort(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] en/of [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (in bovengenoemde woning)
- —
springen op die [aangeefster] en/of [aangever] en/of
- —
dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel van die [aangeefster] en/of
- —
(meermalen) (met een (hard) voorwerp) (met kracht) slaan op het hoofd van die [aangeefster] en/of die [aangever] en/of
- —
(meermalen) slaan en/of stompen van die [aangeefster] en/of [aangever] en/of
- —
trekken aan de haren van die [aangeefster] en/of
- —
zetten van een vuurwapen tegen het hoofd van die [aangeefster] en/of [aangever], in ieder geval richten van een vuurwapen naar die [aangeefster] en/of die [aangever], althans laten zien en/of tonen van een vuurwapen aan die [aangeefster] en/of [aangever] en/of
- —
tegen die [aangeefster] en/of [aangever] zeggen: ‘dit is een overval’ en/of ‘waar is de kluis’ en/of ‘ik maak je dood als je de kluis niet openmaakt’ en/of ‘vlug zeggen anders maak ik jou kapot’ en/of ‘ik maak jou dood’, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- —
(met een pyjamabroek en/of (een) snoer(en), althans (een) voorwerp(en)) vastbinden/knevelen van de handen en/of benen van die [aangeefster] en/of die [aangever] en/of
- —
die [aangeefster] en/of [aangever] slepen over de grond van die woning;
- 2.
hij op of omstreeks 04 februari 2006 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk/type BMW 735i), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van (een) eerder weggenomen autosleutel(s), althans door gebruik te maken van (een) autosleutel(s), waartoe hij/zij niet gerechtigd/bevoegd was/waren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de strafmotivering.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis en neemt het hof die over, zodat het vonnis in zoverre dient te worden bevestigd.
Afwijzing van de verzoeken van de raadsman
Door de raadsman zijn ter terechtzitting van 26 februari 2009 verzoeken gedaan tot terugwijzing naar de rechtbank alsmede tot het toevoegen van stukken aan het dossier, tot het horen van getuigen en tot het opmaken van een deskundigenrapportage. Deze verzoeken zijn ter terechtzitting van 19 maart 2009 afgewezen (niet bij tussenarrest zoals de raadsman in zijn pleitnota stelt).
De raadsman heeft zijn verzoeken ter terechtzitting van 28 mei 2009 bij pleidooi herhaald en daartoe aangevoerd hetgeen in zijn pleitnota daarover is opgenomen.
Afwijzing verzoek terugwijzing naar de rechtbank
De raadsman heeft bij pleidooi terugwijzing naar de rechtbank verzocht op gronden als weergegeven in de pleitnota.
Het hof wijst dit verzoek af.
Uitgangspunt is dat de appelrechter de zaak zelf afdoet tenzij — kort gezegd — de behandeling in eerste aanleg niet door een onpartijdige instantie heeft plaatsgevonden, dan wel een der personen die een kernrol in het strafproces vervullen, niet ter zitting in eerste aanleg aanwezig is geweest, terwijl hij niet van die zitting op de hoogte was gesteld en het tijdstip daarvan hem niet bekend was.
Afwijzing van het verzoek tot het toevoegen van stukken aan het dossier, tot het horen van getuigen en tot het opmaken van een deskundigenrapportage
Het hof persisteert bij zijn eerdere oordeel dat — gelet op het karakter van de beroepsprocedure als voortbouwend appel — de behandeling in hoger beroep zich in beginsel richt op datgene waartegen door degene die het rechtsmiddel heeft ingesteld uitdrukkelijk is geopponeerd. Het hof weet zich in die opvatting gesteund door de regeling van artikel 416, lid 2, (nieuw) van het Wetboek van Strafvordering. Anders dan de raadsman heeft gesteld, valt niet in te zien dat voornoemd oordeel van het hof strijdig zou zijn met het in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en in artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten neergelegde recht op een eerlijk proces.
De verdachte heeft geen hoger beroep ingesteld. Daaruit volgt dat voor verzoeken zijnerzijds als de onderhavige — die tot doel hebben om in hoger beroep de bewijsvraag weer aan de orde te stellen — in beginsel geen plaats is, zodat die verzoeken reeds om deze reden moeten worden afgewezen. Het hof kan niet geheel uitsluiten dat zich gevallen laten denken waarin bijzondere feiten of omstandigheden aanleiding zouden kunnen geven om van genoemd beginsel af te wijken, doch daarvan is in casu niet gebleken.
Voorzover hierover anders geoordeeld zou moeten worden, geldt dat die verzoeken moeten worden getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium. Die toetsing leidt tot afwijzing, mede gelet op het uitgebreide feitenonderzoek in eerste aanleg waarbij de verdediging ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om voor het bewijs belangrijke getuigen te ondervragen.
Tenslotte overweegt het hof nog dat het ook ambtshalve geen reden ziet om in hoger beroep een nader feitenonderzoek in te stellen.
De slotsom is derhalve dat de onderhavige verzoeken worden afgewezen.
Strafmotivering
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning van een ouder echtpaar. De slachtoffers zijn midden in de nacht in hun slaap overvallen en zijn vervolgens bedreigd en geslagen met vuurwapens, vastgebonden, geslagen, over de grond gesleept en met woorden bedreigd. De slachtoffers hebben hierbij letsel opgelopen en hebben onder dit geweld en deze bedreigingen de kluizen in de woning aangewezen dan wel geopend. De daders hebben grote geldbedragen aan onder andere buitenlandse valuta en een groot aantal andere waardevolle goederen buitgemaakt. De slachtoffers werden vervolgens geboeid en in doodsangst achtergelaten in hun huis. Aangenomen kan worden dat dit feit bij de slachtoffers grote vrees heeft veroorzaakt. Feiten als het onderhavige leiden bij de slachtoffers tot nadelige psychische gevolgen, zeker nu dit feit heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, uitgerekend de plaats waar men zich veilig zou moeten voelen. Het hof rekent de verdachte dit dan ook zwaar aan. Daarnaast veroorzaakt dit soort feiten onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Gelet op de ernst van het feit, waarbij de verdachte een direct aandeel in het geweld heeft gehad, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest zonder meer gerechtvaardigd en gepast.
Anders dan de rechtbank let het hof echter ten voordele van de verdachte op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, overeenkomstig de strekking van dit artikel.
Tevens houdt het hof rekening met het feit dat de inzendtermijn voor de stukken in hoger beroep met twee maanden is overschreden.
Ter terechtzitting is voorts gebleken dat de verdachte de laatste fase van zijn detentie doormaakt en onder elektronisch toezicht thuis verblijft. Het hof ziet aanleiding om de op te leggen straf zodanig te beperken, dat de verdachte voor deze zaak niet opnieuw daadwerkelijk detentie zal hoeven te ondergaan.
Alles overwegende zal het hof volstaan met oplegging van de navolgende straf.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor wat
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. S.J.A.M. van Gend, mr. D. Jalink en mr. G.N. Roes, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2009.