Einde inhoudsopgave
Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966
Artikel 19 Looptijd en geldigheid der certificaten
Geldend
Geldend vanaf 03-02-2000
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het protocol van 11-11-1988, Trb. 1990, 56.
- Bronpublicatie:
11-11-1988, Trb. 1990, 56 (uitgifte: 20-04-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-02-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2004, Trb. 2004, 56 (uitgifte: 23-03-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Een Internationaal Certificaat van Uitwatering wordt afgegeven voor een door de Administratie vast te stellen tijdvak dat niet langer mag zijn dan vijfjaar.
2
a)
Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid is, wanneer het hernieuwde onderzoek wordt voltooid binnen 3 maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat, het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijfjaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.
b)
Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid na de vervaldatum van het bestaande certificaat is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijf jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat.
c)
Wanneer het hernieuwde onderzoek wordt voltooid meer dan drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat is het nieuwe certificaat geldig vanaf de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek tot een datum uiterlijk vijfjaar na de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek.
3.
Indien een certificaat wordt afgegeven voor een tijdvak korter dan vijf jaar kan de Administratie de geldigheidsduur van een certificaat tot na de vervaldatum verlengen tot het in het eerste lid aangegeven maximum tijdvak, mits de in artikel 14 bedoelde jaarlijkse onderzoeken die van toepassing zijn wanneer een certificaat wordt afgegeven voor een tijdvak van 5 jaar naar behoren worden verricht.
4.
Indien na het in artikel 4, eerste lid, letter b bedoelde hernieuwde onderzoek geen nieuw certificaat ten behoeve van het schip kan worden afgegeven vóór de vervaldatum van het bestaande certificaat, kan de persoon of de organisatie die het onderzoek verricht de geldigheidsduur van het bestaande certificaat verlengen voor een tijdvak van ten hoogste 5 maanden. Deze verlenging wordt aangetekend op de rugzijde van het certificaat en wordt slechts verleend indien er geen veranderingen hebben plaats gehad in de constructie, de uitrusting, de inrichting, het materiaal of de verbanddelen die van invloed zijn op het vrijboord van het schip.
5.
Indien een schip zich op het tijdstip waarop een certificaat zijn geldigheid verliest niet in een haven bevindt waar het moet worden onderzocht, kan de Administratie de geldigheidsduur van het certificaat verlengen, maar deze verlenging wordt uitsluitend verleend om het schip in staat te stellen zijn reis naar de haven waar het moet worden onderzocht te voltooien en dan uitsluitend in gevallen waarin het juist en redelijk voorkomt zulks te doen. Een certificaat mag niet worden verlengd voor een tijdvak langer dan 3 maanden en een schip ten behoeve waarvan een verlenging is verleend, is bij zijn aankomst in de haven waar het moet worden onderzocht, niet gerechtigd uit hoofde van een zodanige verlenging die haven te verlaten zonder een nieuw certificaat. Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk 5 jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd verleend.
6.
Een certificaat afgegeven ten behoeve van een schip dat korte reizen maakt en dat niet is verlengd ingevolge de voorgaande bepalingen van dit artikel kan door de Administratie worden verlengd met een tijdvak van uitstel van ten hoogste één maand na de op het certificaat vermelde vervaldatum. Wanneer het hernieuwde onderzoek is voltooid, is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk 5 jaar na de vervaldatum van het bestaande certificaat voordat de verlenging werd verleend.
7.
In bijzondere omstandigheden, zoals bepaald door de Administratie, behoeft een nieuw certificaat niet te worden gedateerd te rekenen van de vervaldatum van het bestaande certificaat zoals voorgeschreven in het eerste, vijfde en zesde lid. In deze bijzondere omstandigheden is het nieuwe certificaat geldig tot een datum uiterlijk vijfjaar na de datum van voltooiing van het hernieuwde onderzoek.
8.
Indien een jaarlijks onderzoek is voltooid vóór het in artikel 14 aangegeven tijdvak:
- a)
wordt de verjaardatum op het certificaat door een aantekening op de rugzijde gewijzigd in een datum ten hoogste 3 maanden na de datum waarop het onderzoek was voltooid:
- b)
wordt het in artikel 14 voorgeschreven volgende jaarlijkse onderzoek voltooid met de in dat artikel voorgeschreven tussenpozen met inachtneming van de nieuwe verjaardatum;
- c)
kan de vervaldatum onveranderd blijven mits er een of meer jaarlijkse onderzoeken zijn verricht zodat de maximumtussenpozen tussen de in artikel 14 voorgeschreven onderzoeken niet worden overschreden.
9.
Een Internationaal Certificaat van Uitwatering verliest zijn geldigheid indien zich een der volgende omstandigheden voordoet:
- a)
de romp of de bovenbouw van het schip hebben ingrijpende veranderingen ondergaan van die aard dat de vaststelling van een groter vrijboord noodzakelijk is;
- b)
de in artikel 14, eerste lid, letter c genoemde onderdelen en middelen zijn niet in deugdelijke toestand gehouden;
- c)
het certificaat vertoont aan de rugzijde geen aantekening waaruit blijkt dat het schip is onderzocht zoals bepaald in artikel 14, eerste lid, letter c;
- d)
de sterkte van de constructie van het schip is zoveel geringer geworden dat het onveilig is.
10
a)
De geldigheidsduur van een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering afgegeven door een Administratie ten behoeve van een schip dat vrijstelling geniet krachtens artikel 6, tweede lid, mag niet meer dan vijf jaar bedragen. Een dergelijk certificaat is onderworpen aan de procedures betreffende verlenging, endossering, tijdelijke verlenging en intrekking van dezelfde aard als die waarin krachtens dit artikel wordt voorzien ten aanzien van een Internationaal Certificaat van Uitwatering.
b)
De geldigheidsduur van een Internationaal Certificaat van Vrijstelling betreffende de Uitwatering dat is afgegeven ten behoeve van een schip dat vrijstelling geniet krachtens artikel 6, vierde lid is beperkt tot de reis waarvoor het is afgegeven.
11.
Een door de Administratie ten behoeve van een schip afgegeven certificaat houdt op geldig te zijn bij overdracht van zulk een schip onder de vlag van een andere Staat.