Einde inhoudsopgave
Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 2.1 Afbouwplan
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
10-11-2018, Stcrt. 2018, 64865 (uitgifte: 13-11-2018, regelingnummer: WJZ/18269405)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-11-2018, Stcrt. 2018, 64865 (uitgifte: 13-11-2018, regelingnummer: WJZ/18269405)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De aanvrager van een toelating van een gewasbeschermingsmiddel dat een overeenkomstig artikel 4, zevende lid, van verordening (EG) 1107/2009 goedgekeurde werkzame stof bevat, legt tegelijkertijd met zijn aanvraag een plan voor een alternatieve aanpak van het ernstige gevaar voor aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2.
Het plan beschrijft stapsgewijs:
- a.
hoe binnen vijf jaren na de eventuele toelating chemische of niet-chemische alternatieven kunnen worden gevonden en ingezet in plaats van het desbetreffende gewasbeschermingsmiddel, en
- b.
met behulp van wiens inzet het doel zal worden gerealiseerd.
3.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan het plan, na overleg met landbouwsectororganisaties of andere sectororganisaties die belang hebben bij de bestrijding van het ernstige gevaar, wijzigen en stuurt het plan binnen twee weken nadat in voorkomend geval een toelating is verleend, aan de Europese Commissie.
4.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan een formulier vaststellen voor het indienen van het plan.